This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 90 min
Items in this lesson
Integratieve case Hoofdstuk 5
Slide 1 - Slide
SE
CE
Slide 2 - Slide
examentraining vind ik zinvol
ja
nee
weet niet
Slide 3 - Poll
we hebben alles toch al geleerd, wat moet ik nog leren?
eens
oneens
weet niet
Slide 4 - Poll
tijdens examentraining: oefenen met oude examens
ja
nee
weet niet
Slide 5 - Poll
Wat wil je nog leren tijdens de examentraining?
Slide 6 - Open question
Op wat voor manier zou je dat het liefste willen?
Slide 7 - Open question
een idee / vorm
zie volgende sheet en wat spreekt jou dan aan?
daarna komt er een sheet wat je anders zou willen.
Slide 8 - Slide
welk idee spreekt je het meeste aan
A
2 uur fysiek les op school in groep van 6 studenten en 2 uur zelfstandig opdrachten maken
B
Zoals het nu is. maandag 2 uur online les en donderdag 2 uur online les
C
4 uur achter elkaar les en oude examens oefenen en bespreken. online variant
Slide 9 - Quiz
heb je een ander idee?
Slide 10 - Open question
Dank je wel voor deze input
Slide 11 - Slide
integratieve case H5
Slide 12 - Slide
vraag 1
Globalisering is het proces van uitbreiding en intensivering van contacten en afhankelijkheden over grote afstanden. Er zijn contacten tussen westerse bedrijven en ontwikkelingslanden voor het maken van kleding en schoeisel en dit alles over grote afstanden en de daarbij behorende afhankelijkheden.
Slide 13 - Slide
vraag 2
De ontwikkelingslanden zijn afhankelijk van het westen, want grote schoenzaken kopen schoenen in ontwikkelingslanden voor de verkoop in de westerse wereld.
Slide 14 - Slide
vraag 3
In het westen verdienen werknemers nog een minimumloon, maar in de genoemde lageloonlanden werken werknemers onder erbarmelijke omstandigheden voor zeer lage lonen. Dat betekent dat de aangeboren kenmerken leiden tot een totaal ongelijke verdeling van geld.
Slide 15 - Slide
vraag 4
Bij verhouding wordt er naar verwezen hoe mensen of staten zich tot elkaar verhouden. In deze situatie krijg je te maken met de wijze waarop westerse landen zich gedragen en opstellen jegens lagelonenlanden.
Slide 16 - Slide
vraag 5
Zij zijn niet tegen globalisering, maar niet op de wijze zoals in dit artikel naar voren komt. Wij zetten de mensen in de lagelonenlanden nog meer op achterstand.
Slide 17 - Slide
vraag 6
Een identiteit/gezicht van mensen die voor zeer lage bedragen werken en alles accepteren. Ze laten zich uitbuiten onder slechte omstandigheden en het zijn zielige mensen.
Slide 18 - Slide
vraag 7
secundaire sector
Slide 19 - Slide
vraag 8
Zij kunnen het als enige afdwingen dat westerse mensen in de fabrieken in China en Vietnam gaan kijken. Zij bepalen natuurlijk ook waar de schoenen naar toe gaan en voor welke prijzen geproduceerd moeten worden.
Slide 20 - Slide
vraag 9
Bij vorming verwerf je je een eigen identiteit. Als deze mensen ook ’s nachts doorgaan blijkt nog meer dat deze mensen zich alles laten welgevallen voor loon
Slide 21 - Slide
vraag 10
Nee, want hun lonen zijn naar de maatstaven van daar in orde. Dat betekent dat zij mee kunnen participeren in hun maatschappijen.
Slide 22 - Slide
vraag 11
Dat ze onder slechte omstandigheden met uitbuiting tot stand komen. Je kunt dan principieel zijn en zeggen dat je zulke schoenen niet wil dragen
Slide 23 - Slide
vraag 12
Nike-schoenen zijn uitstekende sportschoenen, maar ze komen door kinderarbeid tot stand.
Slide 24 - Slide
vraag 13
Politici leggen de oorzaak van migratie bij armoede. Dat is niet zo.
Slide 25 - Slide
vraag 14
Je hebt beter bemiddelde groepen in arme landen en de echte armen.
Slide 26 - Slide
vraag 15
Er komen meer bemiddelde arme mensen die dan naar Europa willen en die dat ook kunnen betalen.
Slide 27 - Slide
vraag 16
Hulp aan arme landen kan tot diverse effecten leiden.
Slide 28 - Slide
vraag 17
Deze mensen zijn straks bemiddelde arme mensen die wel een reis naar Europa kunnen betalen en Senegal dan zullen verlaten. We bereiken met deze actie dus een averechts effect
Slide 29 - Slide
vraag 18
First: Amerika; Second: Europa; Third: Zuid Amerika; Shithole: zeer arme landen. Sommige landen/gebieden kent hij om economische redenen. Andere gebieden zijn niet belangrijk voor hem.
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Slide
positieverwerving is
A
dat je de baan krijgt van je vader ongeacht opleiding
B
dat je ongeacht opleiding in dezelfde klasse blijft van je ouders
C
dat je door je eigen inzet zelf aan zet bent op welke trede je terecht komt op de maatschappelijke ladder
Slide 33 - Quiz
stelling de gezondheidszorg speelt geen rol in de sociale ongelijkheid
A
eens
B
oneens
Slide 34 - Quiz
Slide 35 - Slide
Slide 36 - Slide
waarom wordt door de sociale ongelijkheid te bestrijden de sociale cohesie verhoogd?
Slide 37 - Open question
Slide 38 - Slide
Slide 39 - Slide
Slide 40 - Slide
Slide 41 - Slide
welke twee uitgangspunten van socialisten en christendemocraten lijken op elkaar als het om de verzorgingsstaat gaat?