de eerste eigen middelen, consumeren en sparen, studeren, werken en belasting betalen, in loondienst, ongelijke inkomensverdeling, eigen baas zijn en de toegevoegde waarde van een bedrijf, verzekeren, waaronder particuliere verzekeringen en volksverzekeringen en werknemersverzekeringen, sociale voorzieningen, het huishouden, koophuis of huurhuis, de koopkracht van het huishoudinkomen, de consumentenprijsindex, stoppen met werken, AOW en bedrijfspensioen, ruilen tussen generaties en veranderingen in de omvang en samenstelling van de bevolking.