BBL Toets Industrie Wereldwijd

Burgers en stoommachines

De opkomst van de machines
Industrie Wereldwijd
TOETS
bbl
1 / 49
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Burgers en stoommachines

De opkomst van de machines
Industrie Wereldwijd
TOETS
bbl

Slide 1 - Slide

1.1 Industrie

Slide 2 - Slide

Wat is de industriële revolutie?
A
De overgang van jagen en verzamelen naar de landbouw
B
De trek van het platteland naar de stad
C
De overgang van werken met de hand naar werken met machines
D
Grote groepen arbeiders die in fabrieken werken.

Slide 3 - Quiz

Welke twee eigenschappen horen bij de industriële samenleving
A
Handel is een belangrijk bestaansmiddel
B
Huisnijverheid is erg belangrijk
C
De meeste mensen leven in de stad
D
Weinig mensen werken in fabrieken

Slide 4 - Quiz

De huisjes hadden vaak maar één kamer. Daar moest het hele gezin leven. Hier, in deze ruimte, werd dus gekookt, gegeten en geslapen. Riolering had je nog niet en afval werd niet zoals nu één keer per week door de vuilniswagen opgehaald. Als je buiten kwam, zag je meteen de dikke rook uit de fabrieksschoorsteen komen.
Wie woonden in deze woningen?
A
werkgevers
B
werknemers

Slide 5 - Quiz

Vul de juiste woorden in.
De tijd van ____________________ en ____________________ duurt van 1800 tot 1900.

Slide 6 - Open question

Tijd van burgers en stoommachines
Tijd van wereldoorlogen
Tijd van televisie en computers
1800 - 1900
1900 - 1950
1950 - 2000

Slide 7 - Drag question

Een ander woord voor: een hele grote verandering in een korte periode

Slide 8 - Open question

Bij de industriële revolutie werd handarbeid vervangen door...
A
paarden
B
de wind
C
elektriciteit
D
stoommachines

Slide 9 - Quiz

⇒Wat was een gevolg van de industrialisatie in Nederland?
A
een afname van de stedelijke bevolking
B
een toename van het aantal fabrieksarbeiders
C
het verdwijnen van de landbouw
D
een toename van de huisnijverheid

Slide 10 - Quiz

energie
energiebron
ondernemer
stoommachine
apparaat dat wordt aangedreven door het damp van kokend water
de kracht dat ervoor zorgt dat iets gebeurt
iemand die met een eigen bedrijf zijn inkomen verdient
iets dat energie geef zoals steenkool, water, wind en zon

Slide 11 - Drag question

 Zet de woorden bij juiste afbeelding
19de eeuw
21ste eeuw
40 km/h
500 km/h
elektrisch
stoomkracht

Slide 12 - Drag question

⇒Wat was een gevolg van de industrialisatie in Nederland?
A
een afname van de stedelijke bevolking
B
een toename van het aantal fabrieksarbeiders
C
het verdwijnen van de landbouw
D
een toename van de huisnijverheid

Slide 13 - Quiz

Slavernij

Slide 14 - Slide


Wat is een plantage?
A
Een kolonie van Nederland
B
Een groot stuk landbouwgrond
C
De grond die werd ingezet voor het cultuurstelsel
D
De plek waar de Nederlandse slaven moesten slapen en verblijven

Slide 15 - Quiz

Waar ligt Nederlands-Indië. Sleep de blauwe cirkel naar de juiste plek

Slide 16 - Drag question

Waarom werden Afrikanen naar Amerika gebracht om slaaf te zijn?

Slide 17 - Open question

Hoe werden slaven door de Nederlanders genoemd?
A
Pubers
B
Koppen
C
Onderdanen
D
Klompen

Slide 18 - Quiz

Nederlanders zijn in de kolonie de baas.
Leg uit waarom ze in de kolonie niet blij waren met de Nederlanders als baas.

Slide 19 - Open question

Hoeveel slaven zijn er rond 1400 - 1800 vanuit Afrika naar Amerika gebracht?
A
600.000
B
6.000.000
C
10.000.000
D
12.000.000

Slide 20 - Quiz

Suriname
Curaçao
New York/ Nieuw Amsterdam
Afrika
Nederland

Slide 21 - Drag question

Wat zijn abolitionisten?
A
Mensen die voor de slavernij zijn.
B
Mensen die handelen in slaven.
C
Mensen die slaven begeleiden.
D
Mensen die voor afschaffing van de slavernij zijn.

Slide 22 - Quiz

Keti Koti betekent 'gebroken kettingen'. Wat is Keti Koti?
A
Een herdenking voor alle slaven van de wereld.
B
Een feest om de afschaffing van de slavernij in Suriname te vieren.
C
Een feestdag om de onafhankelijkheid van Suriname te vieren.
D
Een Surinaams feest om het lekkere eten te promoten.

Slide 23 - Quiz

Kan je uitleggen waarom de slaven bij aankomst op Curaçao heel goed te eten kregen?

Slide 24 - Open question

1.2 Westerse Wereldrijken

Slide 25 - Slide

Landen uit...breidden van 1870 hun macht uit in Afrika en Azië.
A
Noord-Amerika
B
Zuid-Amerika
C
Europa

Slide 26 - Quiz

Europeanen gebruikten kolonies als afzetgebied door er producten te
A
kopen
B
verkopen
C
ondernemen
D
gebruiken

Slide 27 - Quiz

Welk geloof is door de Europeanen verspreid over de rest van de wereld?
A
De islam
B
Het christendom
C
Het hindoeisme
D
Het jodendom

Slide 28 - Quiz

Nederland had een kolonie in Azië in de 19e eeuw.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

Nationalisme
Imperialisme
Abolitionisme
Voorliefde voor je eigen land en volk. Je wilt graag een eigen natie.
Uitbreiding van gebied en macht. 
Mensen die tegen slavenhandel en slavernij zijn.

Slide 30 - Drag question

Slide 31 - Slide

Juist of onjuist?

De eerste levensvormen op aarde ontstonden op land.
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quiz

Juist of onjuist?

De aarde is meer dan 4 miljard jaar oud
A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quiz

Juist of onjuist?

De aarde zag er eerst uit als een koude ijsbal
A
juist
B
onjuist

Slide 34 - Quiz

Welk onderzoek past bij de geologie?
A
Onderzoek van de bodem om te bepalen voor welke landbouw deze geschikt is.
B
Via een grondboring de ouderdom van een bodemlaag bepalen
C
Opgraven van een Romeinse villa uit het jaar 100 v.C.
D
Ontwikkelen van machines om aardolie te kunnen zuiveren.

Slide 35 - Quiz

Voor de mens nuttige brandstof of grondstof in de bodem. Dat noemen we een...

Slide 36 - Open question

Steenkool is een delfstof. Noem twee andere delfstoffen die in de Nederlandse bodem zijn te vinden.

Slide 37 - Open question

Kalksteen
Aardolie
Aardgas
Steenkool

Slide 38 - Drag question

Nederland heeft altijd op precies dezelfde plek gelegen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 39 - Quiz

Steenkool, aardolie en aardgas zijn voorbeelden van...
A
Delfstoffen
B
Fossielen
C
Energiebronnen
D
Tijdperken

Slide 40 - Quiz

Slide 41 - Slide

Er is veel spierkracht en handwerk nodig voor mijn werk, dan is mijn werk arbeidsintensief
A
Juist
B
onjuist

Slide 42 - Quiz

Wat is juist?
- er zijn 2 antwoorden goed -
A
IJzer is een metaal
B
IJzer is een brandstof
C
Steenkool is een metaal
D
Steenkool is een brandstof

Slide 43 - Quiz

Landbouw, visserij en mijnbouw zijn voorbeelden van beroepen uit de
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector

Slide 44 - Quiz

In welke sector worden voedsel en grondstoffen uit de natuur gehaald?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
geen van allen

Slide 45 - Quiz

Welk van de beroepen behoort tot de primaire sector?
A
bloemist
B
houtbewerker
C
schoonheidsspecialist
D
veehouder

Slide 46 - Quiz

Welk jaartal hoort bij welke opmerking? Maak de juiste combinaties. 
De tertiaire sector zorgt voor de meeste werkgelegenheid
Ruim de helft van de mensen werkt in de secundaire sector
De meeste mensen verdienen hun geld in de primaire sector.
1800
1910
2020

Slide 47 - Drag question

Einde 
Klaar? Dan mag je gaan lezen. 

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Link