Les 8 +9 M4B Eco2 - 1.3 c Inflatie + examensom

WELKOM
3 Kader
Welkom

1 / 24
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

WELKOM
3 Kader
Welkom

Slide 1 - Slide

Welkom bij Economie in Mavo 4
Les 8

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?

  • Start + welkom





  • Vorige les: 1.3 B: 

  • Deze les: Par. 1.3 C: Waarde van geld

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Leerdoelen

In deze les worden de begrippen inflatie en koopkracht uitgelegd. 
Je kijkt hoe dit samenhangt met de inkomens. Je leert hoe je het consumentenprijsindexcijfer kunt berekenen en wat dit inhoudt.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Inflatie
Als de prijzen van goederen en diensten in het het algemeen stijgen.

Slide 8 - Slide

Oorzaken inflatie
      • Meer vraag naar producten en diensten dan dat er aanbod is.

      • Hogere grondstofprijzen die worden doorberekend in de prijs.
      • Hogere belastingen of andere heffingen.




      Slide 9 - Slide

      Inkomen & inflatie
      Nominaal inkomen: het inkomen dat je in euro's verdient.
      Reëel inkomen: De koopkracht van je inkomen.

      Voorbeeld
      nominaal inkomen stijgt met 5%
      inflatie is 3%
      stijging koopkracht is dan 2%

      Slide 10 - Slide

      Loon-prijsspiraal
      Werknemers willen bij inflatie prijscompensatie (lonen moeten net zoveel stijgen als de inflatie). De loonkosten zijn hoger, en dit wordt weer doorberekend in de producten. Hierdoor willen werknemers weer loonsverhoging.

      Slide 11 - Slide

      Deflatie
      Als de prijzen van goederen en diensten in het algemeen dalen.

      Slide 12 - Slide

      Koopkracht
      De hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen.

      Slide 13 - Slide

      Consumentenprijsindexcijfer
      Prijsontwikkeling van goederen en diensten.

      Het CBS berekent iedere maand de inflatie, en maakt hierbij gebruik van het boodschappenmandje van de gemiddelde Nederlander. Hierin zitten verschillende artikelgroepen.
      Elke artikelgroep telt voor een bepaald percentage mee.

      Slide 14 - Slide

      Slide 15 - Slide

      Slide 16 - Slide

      Slide 17 - Slide

      Slide 18 - Slide

      consumentenprijsindex
      Stappen om het cpi te berekenen:

      1. Vermenigvuldig het indexcijfer van iedere artikelgroep met de bijbehorende wegingsfactor. 
      2. Tel alle uitkomsten van stap 1 bij elkaar op. 
      3. Deel je uitkomst van stap 2 door het totaal van alle wegingen
      4. Je uitkomst is het consumentenprijsindexcijfer.
      5. Inflatie wordt afgeleid van het CPI    (CPI - 100 is de inflatie)


      Slide 19 - Slide

      Aan de slag!!!
      Maken opdrachten par. 1.3 C:
      Waarde van geld
      (eerst 1.3 B afmaken als dat niet klaar was!)
      Let op:
      Werk stil en zelfstandig aan de opdrachten.
      Klaar? --> par. 1.2 nakijken!

      Slide 20 - Slide

      Wat doen we dit uur?

      • Start + welkom





      • Film Inflatie
      • Bespreken huiswerk: Par. 1.3 C: Waarde van geld

      Klaar?
      • Alles zelf nakijken
      • Maken examensom: Zorgen om inflatie
      • Bespreken examensom.


      Slide 21 - Slide

      Slide 22 - Video

      Slide 23 - Slide

      Slide 24 - Slide