Woordenschat - Samenstellingen

Goedemorgen!
  • Welkom allemaal. 
  • Jas over de stoel en tas op de grond.
  • Laptop en pen op tafel.

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Goedemorgen!
  • Welkom allemaal. 
  • Jas over de stoel en tas op de grond.
  • Laptop en pen op tafel.

Slide 1 - Slide

Wat is het betekenisverschil?

Slide 2 - Slide

Wat is het betekenisverschil?

Slide 3 - Slide

Leerdoel
  1. Je leert hoe je een samenstelling correct schrijft. 
  2. Je leert over de betekenis van een samenstelling.

Slide 4 - Slide

Wat gaan we doen?  

  • Uitleg over samenstellingen
  • Dictee
  • Samen nakijken

Slide 5 - Slide

Instructie
  • Sommige woorden bestaan uit twee of meer woorden.
  • Die woorden noem je samengestelde woorden of 
      samenstellingen.
  • Het laatste deel van de samenstelling is het belangrijkst.

Slide 6 - Slide

Samenstelling
probleemjongeren
jongerenprobleem


Slide 7 - Slide

Samenstelling

jongerenprobleem = een probleem van jongeren
probleemjongeren = jongeren die probleemgedrag vertonen

Slide 8 - Slide

Instructie
Het laatste deel van de samenstelling bepaald ook het lidwoord dat er voor komt te staan. 

(het) brood + (de) trommel = DE broodtrommel
probleemjongeren = DE probleemjongeren
jongerenprobleem = HET jongerenprobleem





Slide 9 - Slide


Is het eerste deel een zelfstandig naamwoord?

NEE!

Schrijf dan een -e-





Voorbeelden:

Platteland
Hogeschool

Slide 10 - Slide


Heeft het eerste deel een meervoud op -en-?

NEE!

Schrijf dan een -e-
Voorbeelden:




Rodekool
Benzinegeur

Slide 11 - Slide


Heeft het eerste deel een meervoud op -en-?

JA!

Schrijf dan -en-




Voorbeelden:




Paddenstoel
Koekenpan

Slide 12 - Slide


Heeft het eerste deel een meervoud op -es-?

JA!

Schrijf dan -e-

Voorbeelden:


Douchekraan
Aspergesoep

Slide 13 - Slide

Een tussen -s- schrijf je als je die hoort

Identiteitsbewijs
Stationshal
Dorpsstraat

Slide 14 - Slide

Wat is een samenstelling?
A
Aaibaar
B
Meisjesfiets
C
kapot
D
niks

Slide 15 - Quiz

Een samenstelling is altijd:
A
een werkwoord (ww)
B
een bijvoeglijk naamwoord (bnw)
C
een zelfstandig naamwoord (znw)

Slide 16 - Quiz

Wat is geen samenstelling?
A
dierentuin
B
waterfles
C
computer

Slide 17 - Quiz

Samenstellingen zijn
A
twee zinnen aan elkaar
B
twee woorden aan elkaar
C
twee mensen bij elkaar
D
twee teksten bij elkaar

Slide 18 - Quiz

Kies het juiste lidwoord.
.... papierhandel
A
de
B
het

Slide 19 - Quiz

Kies het juiste lidwoord.
.... iPhonehoesje
A
de
B
het

Slide 20 - Quiz

Samenstelling
Een samenstelling staat meestal niet in een woordenboek.

Vind de betekenis door naar de losse woorden te kijken
maximumsnelheid

Slide 21 - Slide

Aan de slag..
met het dictee.


timer
15:00

Slide 22 - Slide

Kindercarnavalsoptochtvoorbereidingswerkzaamhedencomitéleden

Slide 23 - Slide

Tot de volgende les!

Slide 24 - Slide