LSJ Unité 1 Regarder - Lire - Grammaire_Semaine 38/2023

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Bonjour

Ga zitten en pak alvast:

boek Frans deel A (livre)

schrift voor Frans (cahier)

laptop ( laptop)

pen (stylo)

Lundi 18/09

- weekend 10'

- Vragen over huiswerk? - 10'

- Vocabulaire 4 en 6 - 10'

- REGARDER 2.1 - 10'

Huiswerk woensdag: 

leren woordjes unité 1

Weekend

Wie heeft er iets bijzonders gedaan?

REGARDER

Is het gelukt om het filmpje te bekijken en de vragen te beantwoorden?

Antwoorden

Apprendre 1

Vertaal F-N: 

- madame

- il y a

- merci

- je m'appelle

- c'est

Apprendre 1

Vertaal N-F: 

- hier is, hier zijn

- tot ziens

- de jongen

- waar 

- meneer

Lesdoelen deze week

Je kunt korte teksten begrijpen over personen en hun omgeving

Je kunt het werkwoord être vertalen, in een andere vorm zetten en in een zin gebruiken.

Vandaag - lire

Je kunt korte teksten begrijpen over personen en hun omgeving

Leestekst

Tekst 'Bonjour!

Kijk naar bladzijde 16. Waar gaat de tekst over, denk je (nog niets lezen)?

We luisteren de tekst

Uitleg Huiswerk

weektaken

Programme mercredi 20/09

- bienvenus' - 5'

- maken opdrachten LIRE - 20'

- apprendre 2 - 5'

- grammatica I - 15'

- Huiswerk 

- afsluiting - 5'

Tekst 'Bonjour!

Tekst 'Bonjour!

Exercice 3: klassikaal 5'

Exercice 4: individueel in stilte 10'

Exercice 5: klassikaal 5'

Exercice 6: huiswerk

SO - VOCABULAIRE

woensdag 27 september 2023

apprendre 1 en 2 

page 36

GRAMMAIRE

Être = zijn

Huiswerk - les devoirs

Maken - faire

LIRE: exercices 3, 4, 5 et 6 

Leren - apprendre

APPRENDRE: vocabulaire apprendre 1

Programme vendredi 22/09

- bienvenus' - 5'

- Herhaling être dmv Lessonup - 10'

- Apprendre le vocabulaire 1 + 2 - 5'

- Huiswerk maken - 15'

- LADADA - 5'

- afsluiting - 5'

Lesdoelen

Ik kan het werkwoord être herkennen en toepassen in een zin

Ik kan de Franse woordjes van Apprendre 1 en 2 zowel Frans-Nederlands als andersom herkennen en vertalen

Grammatica I - être - page 19

Grammatica I - être

LET OP: 

1. 'Het is' = 'c'est'

2. 'Wij zijn' = 'on est' of 'nous sommes'

3. 'Zij zijn' = 'elles sont' bij alleen maar vrouwelijk. 

Bij alleen maar mannelijk of een combi van mannelijk en vrouwelijk => 'ils sont'

elles ___ (être)

je ___ (être)

Vul de juiste vorm van être in:
Louise (être) en cinquième.

Tu ... (être)

vous ... (être)

(être) 1. nous ......... Français
(être) 2. je ......... italienne

Marco ... (être)

Maken lessonup

Être

in de omgeving mijn klas

quizlet.com

APPRENDRE l + ll

Apprendre en silence 

Hoe was de les?

😒🙁😐🙂😃

Huiswerk - les devoirs

Maken - faire

LIRE: exercice 5 et 6 

GRAMMAIRE I: 8C et 8D

LESSONUP: Être

Leren - apprendre

APPRENDRE: 1 et 2

Bien fait et bon week-end!