12 - 13 dec leesvaardigheid herhaling

T G 2 D
12 dec.
Welkom!





1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slide, with interactive quiz, text slide and 2 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

T G 2 D
12 dec.
Welkom!





Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel deze week

  • Je kent de toetsstof van TEA2: leesvaardigheid 1.3; 2.3; 3.3 plus de stof van klas 1
  • Je weet waar je leerpunten zitten (op basis van je oefentoets)
  • Je hebt alle vragen gesteld en extra geoefend

=> TEA 2: toets leesvaardigheid


     

    Slide 2 - Slide

    This item has no instructions

    Huiswerk
    Maken: Opdracht 18 t/m 25 van Hst 2, pag. 106. Ik controleer hierop.
    Nakijken vorige opdrachten: doorgeven als je een antwoordmodel nodig hebt.

    Slide 3 - Slide

    This item has no instructions

    Bespreking huiswerk

    Slide 4 - Slide

    This item has no instructions

    Bespreking oefentoets

    •  ...
    • cijfer: 

    Slide 5 - Slide

    This item has no instructions

    Slide 6 - Slide

    This item has no instructions

    Pak je laptop

    Slide 7 - Slide

    This item has no instructions

    In een betoog of ingezonden brief gebruik je ...... om je mening te verduidelijken.
    (vul één term in)

    Slide 8 - Open question

    This item has no instructions

    Wanneer gebruik je een tegenargument in je betoog?
    A
    als je de zaak van twee kanten wilt laten zien.
    B
    als je geen gewone argumenten meer weet.
    C
    als je het tegenargument daarna weerlegt.
    D
    als je het niet eens bent met de stelling.

    Slide 9 - Quiz

    This item has no instructions

    Wat is de hoofdgedachte?
    A
    Het onderwerp van de tekst.
    B
    Het belangrijkste wat over het onderwerp gezegd wordt
    C
    De stelling van de tekst.
    D
    Dat wat de schrijver denkt.

    Slide 10 - Quiz

    This item has no instructions

    Hoe vind je de hoofdgedachte?
    A
    Meestal door de titel te lezen.
    B
    Meestal door de titel, inleiding en slot te lezen.
    C
    Meestal door de hele tekst vluchtig te lezen.
    D
    Meestal door de laatste zin te lezen.

    Slide 11 - Quiz

    This item has no instructions

    Slide 12 - Slide

    This item has no instructions

    Formuleer het onderwerp.
    "Deze tekst gaat over...."

    Slide 13 - Open question

    This item has no instructions

    Formuleer de hoofdgedachte.

    Slide 14 - Open question

    This item has no instructions

    Tekst Citotraining lezen

    voor morgen:
    Plenda: Leesvaardigheid: Paragraaf 3.3 opdracht 16 en 18 maken (Lees vooraf de tekst over het boek Bizar).

    Slide 15 - Slide

    This item has no instructions

    T G 2 D
    13 dec.
    Welkom!





    Slide 16 - Slide

    This item has no instructions

    KIPPENKRACHT
    Kees wordt gedwongen om na een scheiding met zijn moeder in een tiny-house op een appelboomgaard te gaan wonen. 

    Slide 17 - Slide

    This item has no instructions

    Slide 18 - Link

    This item has no instructions

          Bekijk de openingsscène van Kippenkracht.
          Wat valt je op in de scène? Beantwoord de volgende vragen:
         Wat voor soort film wordt dit? Een spannende horror of een hilarische comedy?
         Waar en wanneer speelt het verhaal zich af?
         Wie is het belangrijkste personage?
         Wat is het belangrijkste moment in de scène?
         Hoe denk je dat het verhaal verloopt?
      1  Start van de les

    Slide 19 - Slide

    Start van de les: haal voorkennis op aan de hand van de openingsscène
    1. Laat de openingsscène aan je klas zien.
    2. Vraag aan je leerlingen wat hen opvalt in de scène en laat ze de volgende vragen beantwoorden:
    a. Wat voor soort film wordt dit? Een spannende horror of een hilarische comedy? Waarom denk je dat? Komt dat door de beelden die je ziet, de dialogen of muziek die je hoort of een persoon die vaker in beeld komt?
    b. Waar en wanneer speelt het verhaal zich af? Waarom denk je dat? Komt dat door de beelden die je ziet, de dialogen of muziek die je hoort of een persoon die vaker in beeld komt?
    c. Wie is het belangrijkste personage?
    Waarom denk je dat? Komt dat door de beelden die je ziet, de dialogen of muziek die je hoort of een persoon die vaker in beeld komt?
    d. Wat is het belangrijkste moment in de scène? Waarom denk je dat? Komt dat door de beelden die je ziet, de dialogen of muziek die je hoort of een persoon die vaker in beeld komt?
    e. Hoe denk je dat het verhaal verloopt?
    Waarom denk je dat? Komt dat door de beelden die je ziet, de dialogen of muziek die je hoort of een persoon
    die vaker in beeld komt?

    Slide 20 - Video

    Samen met de klas ga je kijken naar een scène uit een korte film. Kijk en luister aandachtig
          Bekijk de openingsscène van Kippenkracht.
          Wat valt je op in de scène? Beantwoord de volgende vragen:
         Wat voor soort film wordt dit? Een spannende horror of een hilarische comedy?
         Waar en wanneer speelt het verhaal zich af?
         Wie is het belangrijkste personage?
         Wat is het belangrijkste moment in de scène?
         Hoe denk je dat het verhaal verloopt?
      1  Start van de les

    Slide 21 - Slide

    Start van de les: haal voorkennis op aan de hand van de openingsscène
    1. Laat de openingsscène aan je klas zien.
    2. Vraag aan je leerlingen wat hen opvalt in de scène en laat ze de volgende vragen beantwoorden:
    a. Wat voor soort film wordt dit? Een spannende horror of een hilarische comedy? Waarom denk je dat? Komt dat door de beelden die je ziet, de dialogen of muziek die je hoort of een persoon die vaker in beeld komt?
    b. Waar en wanneer speelt het verhaal zich af? Waarom denk je dat? Komt dat door de beelden die je ziet, de dialogen of muziek die je hoort of een persoon die vaker in beeld komt?
    c. Wie is het belangrijkste personage?
    Waarom denk je dat? Komt dat door de beelden die je ziet, de dialogen of muziek die je hoort of een persoon die vaker in beeld komt?
    d. Wat is het belangrijkste moment in de scène? Waarom denk je dat? Komt dat door de beelden die je ziet, de dialogen of muziek die je hoort of een persoon die vaker in beeld komt?
    e. Hoe denk je dat het verhaal verloopt?
    Waarom denk je dat? Komt dat door de beelden die je ziet, de dialogen of muziek die je hoort of een persoon
    die vaker in beeld komt?
          Bijna ieder klassiek verteld verhaal is op eenzelfde manier opgebouwd.
          De andere elementen van een verhaalstructuur zijn:
     2  De vijf stadia van een verhaalstructuur
         naast de expositie:
         het motorisch moment,
         de ontwikkeling,
         climax en
         afwikkeling.

    Slide 22 - Slide

    Introduceer de vijf stadia van een verhaalstructuur

    Waarschijnlijk hebben je leerlingen, zonder dat ze dit bewust doorhebben, al een heel goed idee hoe een verhaal is opgebouwd. Met andere woorden: ze hebben intuïtief al kennis van wat een verhaalstructuur is. Dit komt omdat bijna ieder klassiek verteld verhaal, of dat nou in een film of een boek of een toneelstuk is, op eenzelfde manier is opgebouwd. Leg nu ook op het scherm de andere elementen van een verhaalstructuur uit:
    • naast de expositie:
    • het motorisch moment,
    • de ontwikkeling,
    • climax en
    • afwikkeling.
    De vijf stadia van een verhaalstructuur vind je in de bijlage. [bijlage toevoegen!]

    Slide 23 - Slide

    This item has no instructions

          We gaan nu Kippenkracht afkijken.
          Tijdens het kijken van de film ga je de besproken fasen van de                                      verhaalstructuur herkennen. Daarna bespreken we deze. 

     2  De vijf stadia van een verhaalstructuur

    Slide 24 - Slide

    Introduceer de vijf stadia van een verhaalstructuur
    1. Je leerlingen hebben net naar de openingsscène van een korte film gekeken. Vertel je leerlingen dat ze straks de korte film afkijken.
    2. Vraag je leerlingen of ze tijdens het zien van de film de besproken fasen van de verhaalstructuur herkennen aan de hand van een aantal kijkvragen. Vertel dat ze hun observaties straks op een werkblad uitwerken.
    3. Deel het werkblad met de elementen van de verhaalstructuur met kijkvragen vragen uit.
    4. Laat je leerlingen na afloop van de film aan de hand van de kijkvragen per fase beschrijven wat er in de film gebeurt. Zo koppelen je leerlingen de gebeurtenissen van de film aan de fasen van de verhaalstructuur.
    Het werkblad met kijkvragen (en antwoordenmodellen) vind je in de bijlage.

    Slide 25 - Video

    This item has no instructions

          Welke fasen uit de film vind je makkelijk te herkennen en waarom?
          Welke vragen heb je nog over het verhaal? 
     3  Afsluiting: nabespreken en reflecteren

    Slide 26 - Slide

    Afsluiting: nabespreken en reflecteren

    Vraag aan je leerlingen hun bevindingen klassikaal te delen. Welke fasen uit de film vinden ze makkelijk te herkennen en waarom? Welke waren lastiger vast te stellen? Waarom?

    ---

    Verdiepende opdracht:

    Na het kijken van de korte film kunnen leerlingen de verschillende verhaalstadia in de film herkennen en beschrijven.
    Leer leerlingen nu hetzelfde principe toepassen op een kort geschreven verhaal.