GWP H8.2 Politiek-maatschappelijke stromingen

1 / 31
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Leg met twee voorbeelden uit hoe regeringsleiders op het Congres van Wenen een machtsevenwicht tot stand brachten om een Franse dreiging te voorkomen.

Slide 13 - Open question

Elementen van het ancien régime werden in Europa hersteld. Geef hiervan twee voorbeelden.

Slide 14 - Open question

Noem vier opvattingen van het liberalisme

Slide 15 - Open question

geef aan in welke sociale groep het liberalisme veel aanhang had.

Slide 16 - Open question

Geef aan welke twee betekenissen nationalisme heeft.

Slide 17 - Open question

Noem twee opvattingen van het conservatisme

Slide 18 - Open question

geef aan in welke groepen deze stroming veel aanhang had.

Slide 19 - Open question

Leg met kaartgegevens uit waarom het nationalisme veel aanhang kreeg onder Duitsers, Italianen en Grieken.

Slide 20 - Open question

Leg met drie voorbeelden van geslaagde revoluties in de 19e eeuw uit dat de wensen van de burgerij niet meer werden genegeerd.

Slide 21 - Open question

Beschrijf hoe Bismarck het nationalisme gebruikte voor de stichting van een Duitse natiestaat onder leiding van Pruisen.

Slide 22 - Open question

Beschrijf welke twee ontwikkelingen het nationalisme doormaakte aan het eind van de 19e eeuw.

Slide 23 - Open question

Noem twee opvattingen van het socialisme en geef aan in welke sociale groep deze stroming veel aanhang had.

Slide 24 - Open question

Omschrijf het doel van de marxisten (radicale socialisten, communisten).

Slide 25 - Open question

Omschrijf het doel van de reformisten (gematigde socialisten, sociaaldemocraten).

Slide 26 - Open question

Noem twee werken van Marx en Engels.

Slide 27 - Open question

Leg uit bij welke politieke stroming de afbeelding het beste past.

Slide 28 - Open question

Leg uit dat Marx een voorbeeld is van het kenmerkend aspect van deze paragraaf, maar dat hij niet representatief was voor de klasse waarvoor hij opkwam.

Slide 29 - Open question

Zet de nummers van de volgende zes feiten in volgorde van vroeger naar later.
1 België wordt een onafhankelijk koninkrijk.
2 Binnen het socialisme ontstaat een gematigde stroming, het reformisme


3 Duitse vorsten erkennen de koning van Pruisen als keizer.
 4 Een bloedige volksopstand in Parijs maakt een eind aan de Franse monarchie.
5 Europese regeringsleiders maken op het Congres van Wenen afspraken over de orde na Napoleon.
6 Liberale burgers beginnen zich te verzetten tegen autoritaire koningen.

Slide 30 - Drag question

wat was de juiste volgorde?

Slide 31 - Open question