What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Formatieve check hoofdstuk 6
Formatieve check hoofdstuk 6
We gaan eens kijken of de kennis is blijven hangen de afgelopen lessen.
1 / 35
next
Slide 1:
Slide
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
This lesson contains
35 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Lesson duration is:
35 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Formatieve check hoofdstuk 6
We gaan eens kijken of de kennis is blijven hangen de afgelopen lessen.
Slide 1 - Slide
A
Slide 2 - Quiz
A
Slide 3 - Quiz
A
Slide 4 - Quiz
A
Slide 5 - Quiz
A
Slide 6 - Quiz
A
Slide 7 - Quiz
A
Slide 8 - Quiz
A
Slide 9 - Quiz
Als je iets wilt produceren heb je daarvoor middelen nodig. Een ander woord voor deze middelen is...
A
Productiemiddelen
B
Middelen om te produceren
C
Productiefactoren
D
Kapitaalgoederen
Slide 10 - Quiz
Er zijn vier productiefactoren: Kapitaal, Ondernemerschap, Arbeid en ....
A
Natuur
B
Machines
C
Goederen
D
Mensen
Slide 11 - Quiz
Bedrijven bewerken producten. Hierdoor worden de producten meer waard. Hoe noemen we dit?
A
BTW
B
Toegevoegde waarde
C
Extra waarde
D
Waardetoevoeging
Slide 12 - Quiz
Wat is de beloning van de productiefactor kapitaal ?
A
Loon
B
Pacht
C
Huur
D
Winst
Slide 13 - Quiz
Alle bedrijven die na elkaar aan een product meewerken vormen samen...
A
Branche
B
Bedrijfskolom
C
Productielijn
D
Bedrijfstak
Slide 14 - Quiz
Welk begrip past bij het plaatje?
A
Arbeidsintensief
B
Kapitaalintensief
Slide 15 - Quiz
Een waardevermindering van een kapitaalgoed ( een machine ) heet ...
A
Afschrijving
B
Restwaarde
C
Gebruiksduur
D
Aanschafwaarde
Slide 16 - Quiz
De consumentenprijs is exclusief btw
A
Juist
B
Onjuist
Slide 17 - Quiz
inkoopprijs + ... = ...
A
Brutowinstopslag, consumentenprijs
B
btw, verkoopprijs
C
btw, consumentenprijs
D
Brutowinstopslag, verkoopprijs
Slide 18 - Quiz
De consumentenprijs is 121%
A
Juist
B
Onjuist
Slide 19 - Quiz
Een ander woord voor btw =
A
Omzetbelasting
B
Consumentenbelasting
Slide 20 - Quiz
Sleep de formule naar het juiste begrip..
Omzet
Brutowinst
Inkoopwaarde
Nettowinst
Afzet x verkoopprijs
Inkoopprijs x afzet
Omzet - inkoopwaarde
Brutowinst - bedrijfskosten
Slide 21 - Drag question
Omzet = .... x ....
A
afzet, inkoopprijs
B
afzet, consumentenprijs
C
afzet, verkoopprijs
D
afzet, inkoopwaarde
Slide 22 - Quiz
Omzet - inkoopwaarde = brutowinst
A
Juist
B
Onjuist
Slide 23 - Quiz
Omzet
____________________ -
____________________ -
Netto winst
Bruto winst
Inkoopwaarde
Bedrijfskosten
Afschrijving
Huurkosten
Slide 24 - Drag question
Hizmet Bakkerij is een voorbeeld van een...
A
Concrete markt
B
Abstracte markt
Slide 25 - Quiz
Als het aanbod van een product daalt en de vraag naar het product blijft gelijk dan ... de prijs
A
daalt
B
stijgt
Slide 26 - Quiz
Hoe wordt de prijs genoemd waar er evenveel aanbod is als vraag.
A
Dikke prima
B
Evenwichtshoeveelheid
C
Evenwichtsprijs
D
Ideale prijs
Slide 27 - Quiz
Hoe heet de wet op het plaatje hiernaast
A
wet van consumenten en producenten
B
wet van vraag en productie
C
wet van vraag en aanbod
D
wet van blauw en rood
Slide 28 - Quiz
Meneer Ploeg heeft een eigen cryptomunt de Ploegcoin. Hij heeft er 1.000 coins. Totaal zijn er 10.000 coins hoeveel marktaandeel heeft Meneer Ploeg
A
100 %
B
1000%
C
10%
D
1%
Slide 29 - Quiz
De productiekosten voor een bedrijf bestaan uit de volgende onderdelen:
.... + .... = productiekosten
A
rente, salaris
B
energie, huur
C
vaste, variabele
D
constante, kapitaal
Slide 30 - Quiz
De omvang van de productiecapaciteit wordt niet bepaald door.
A
Aantal mensen
B
Aantal klanten
C
Aantal uren
D
Aantal machines
Slide 31 - Quiz
Wat is geen voorbeeld van maatschappelijke kosten?
A
meer CO2 uitstoot
B
geluidshinder
C
stankoverlast
D
meer banen
Slide 32 - Quiz
Waar staan de 3 P´s voor bij maatschappelijk verantwoord ondernemen?
A
Product Prijs Plant
B
Profit, People, Planet
C
Promotie, Presentatie, Prijs
D
People, Price, Problems
Slide 33 - Quiz
Bedrijven streven naar een hoge arbeidsproductiviteit. De arbeidsproductiviteit kan toenemen door:
A
scholing
B
prestatieloon
C
verbeteren van arbeidsomstandigheden
D
Alle antwoorden zijn goed,
Slide 34 - Quiz
Wat is de arbeidsproductiviteit?
A
de totale productie per jaar
B
de productie per werknemer per tijdseenheid
C
de hoeveelheid werknemers
D
het aantal uren dat er gewerkt wordt
Slide 35 - Quiz
More lessons like this
3.2 Hoeveel levert het op?
August 2018
- Lesson with
44 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
3.2 Winst of verlies?
August 2018
- Lesson with
39 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
6.3 Hoe maak je winst?
December 2018
- Lesson with
28 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
6.3 Winst of verlies?
November 2018
- Lesson with
26 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
Leerjaar 4 Economie hst 3 Quizzz
September 2022
- Lesson with
15 slides
Economie
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
Omzet & winst
January 2019
- Lesson with
18 slides
by
Economics
Economie
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3,4
Economie voor vmbo
Winst of verlies?
January 2019
- Lesson with
22 slides
by
Economics
Economie
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3,4
economie voor vmbo
Administratie hst 1 Een bedrijf van dichtbij paragraaf 5 en 6
January 2022
- Lesson with
21 slides
Economie & Ondernemen
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3