This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Unit 1
1.1 - The history of blue jeans
Slide 1 - Slide
Goals
At the end of this lesson:
You know when to use the past simple in English.
You know how to make the past simple in English.
You know when to use the present perfect in English.
You know how to make the present perfect in English.
Slide 2 - Slide
Today's lesson
Study words lesson 1
Grammar
Do exercises 7 and 8
Finish exercises 1 to 8
Do exercise 9
Slide 3 - Slide
Study - words lesson 1
timer
10:00
Slide 4 - Slide
Past simple Verleden tijd
Slide 5 - Mind map
https:
Slide 6 - Link
Present perfect
Slide 7 - Mind map
Present perfect
Je gebruikt de present perfect om te zeggen dat iets in het verleden is begonnen en het nog niet is afgelopen (het gaat nog steeds door).
Je gebruikt de present perfect om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en dat het effect/resultaat nog steeds zichtbaar is.
Slide 8 - Slide
Present perfect
Signaalwoorden: since, for, in, ever, never, always
Have/has + voltooid deelwoord. Bij regelmatige werkwoorden komt er -ed achter het werkwoord. Onregelmatige werkwoorden hebben hun eigen vorm en die zul je dus moeten leren (blz. 125/125 in het tekstboek).