What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Spellingles leestekens
Hoofdletters & interpunctie
Interpunctie = het gebruik van leestekens
1 / 28
next
Slide 1:
Slide
Spelling
Basisschool
Groep 4,5
This lesson contains
28 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Hoofdletters & interpunctie
Interpunctie = het gebruik van leestekens
Slide 1 - Slide
Uitleg hoofdletters
Je gebruikt een hoofdletter altijd bij:
- namen
(straatnamen, plaatsnamen, namen van winkels, namen van mensen, namen van dieren, bij alle namen dus!)
- het begin van een zin
H
et eerste woord van je zin heeft een hoofdletter!
Slide 2 - Slide
Voorbeelden
M
orgen gaat
B
as naar oma.
A
lain woont aan de
H
oofdstraat.
V
andaag gaan
S
usan en
E
smee buitenspelen.
Slide 3 - Slide
Welke zin is goed?
Schrijf dit op je wisbord.
A
morgen gaat Janine zwemmen.
B
Morgen gaat janine zwemmen.
C
Morgen gaat Janine zwemmen.
Slide 4 - Quiz
Welke zin is goed?
A
tom en Lucas zijn goede vrienden.
B
Tom en Lucas zijn goede vrienden.
C
Tom en lucas zijn goede vrienden
D
Tom en lucas zijn goede vrienden.
Slide 5 - Quiz
Welke zin is goed?
A
Lana fietst door de Berkenstraat.
B
lana fietst door de Berkenstraat.
C
Lana fietst door de berkenstraat.
D
lana fietst door de berkenstraat.
Slide 6 - Quiz
Hoofdletters gebruik je
A
bij namen
B
aan het begin van de zin
C
alleen bij straatnamen
D
bij alle namen en aan het begin van de zin
Slide 7 - Quiz
Interpunctie
Wat is dat?
Alle tekens die je kan gebruiken in een zin:
? ! . , : ''
We doen vandaag:
? ! . ,
Slide 8 - Slide
Het vraagteken ?
Gebruik je als de zin vragend is. Je zet het vraagteken aan het eind van de zin.
Bijvoorbeeld:
Heb je lekker geslapen
?
Hoe laat kom je bij mij spelen
?
Wanneer gaan we weer naar school
?
Slide 9 - Slide
Bedenk zelf een vraag.
Denk ook om de hoofdletters!
Schrijf de vraag op je wisbord.
Slide 10 - Slide
Bedenk zelf een vraag.
Denk ook om de hoofdletters!
Schrijf de vraag op je wisbord.
Slide 11 - Slide
Het uitroepteken !
Het uitroepteken gebruik je aan het eind van de zin bij een
- waarschuwing
- bevel
- uitroep
Pas op! Kijk uit! (waarschuwing)
Ga aan de kant! (bevel)
Wauw! (uitroep)
Slide 12 - Slide
Bedenk zelf een zin waar je een uitroepteken bij moet gebruiken.
Slide 13 - Slide
punt
Een punt gebruik je aan het eind van een gewone zin.
Slide 14 - Slide
komma ,
- tussen twee persoonsvormen:
Als je daar de bocht om gaat, zie je het park.
- in een opsomming, maar niet voor het woordje 'en' :
Ik heb een broertje, een zusje, twee katten en een hond.
- tussen bijvoeglijke naamwoorden (die gelijkwaardig zijn en omgedraaid kunnen worden) :
Er staat een mooie, glimmende auto in de straat.
Slide 15 - Slide
komma ,
- achter een briefaanhef:
Lieve Lindy,
Beste mevrouw Jansen,
- rondom een aanspreking :
Rudi, waar ben je?
Dat heb je goed gedaan, Ella.
Wat kun je lekker koken, oma.
Slide 16 - Slide
komma ,
- voor voegwoorden (zoals: omdat, want en hoewel):
Ik blijf thuis, omdat de timmerman komt.
- voor die of dat (Let op! Dit is niet altijd zo):
Het liedje, dat ik vanmiddag heb geleerd, zit nog steeds in mijn hoofd.
Slide 17 - Slide
Welke zin is goed?
A
Ik eet graag appels.
B
Ik eet graag appels
C
ik eet graag appels.
D
Ik eet graag appels?
Slide 18 - Quiz
Welke zin is goed?
A
Benthe en Sita gaan zitten op de Molenberg?
B
Benthe en Sita zitten op de Molenberg.
C
Benthe en sita zitten op de molenberg.
D
Benthe en Sita zitten op de Molenberg,
Slide 19 - Quiz
Welke zin is goed?
A
Woensdag gaat Chris voetballen?
B
Woensdag gaat Chris voetballen.
C
Woensdag gaat chris voetballen.
D
Woensdag gaat Chris voetballen!
Slide 20 - Quiz
Welke zin is goed?
A
Kijk uit voor de hond?
B
Kijk uit voor de hond.
C
Kijk uit voor de hond!
D
Kijk uit voor de hond,
Slide 21 - Quiz
Waar moet de zin mee eindigen?
Hoe heet jij.....
A
!
B
.
C
,
D
?
Slide 22 - Quiz
Waar eindigt de zin mee?
Ga niet naar buiten...
A
!
B
?
C
.
D
,
Slide 23 - Quiz
Waar eindigt de zin mee?
In maart ben ik jarig..
A
?
B
!
C
,
D
.
Slide 24 - Quiz
Slide 25 - Slide
Oefen zelf verder.
Zet hem op!
Slide 26 - Slide
A
lleen de allerslimste mensen kunnen astronaut worden
.
E
erst moet je een zware studie doen
,
liefst iets met techniek
.
D
aarna moet je moeilijk werk gaan doen
,
bijvoorbeeld straaljagerpiloot
.
J
e moet heel fit zijn en goede ogen hebben
.
Slide 27 - Slide
E
igenlijk moet je overal in uitblinken
.
P
as dan kun je je aanmelden voor een astronautenopleiding
.
J
e krijgt dan maandenlang rare lichamelijke testjes
.
A
lleen de mensen die alle tests goed hebben gedaan
,
mogen de opleiding doen
.
P
ffff
,
wat een toppers die astronauten
!
Slide 28 - Slide
More lessons like this
Spelling dinsdag 8 november
November 2022
- Lesson with
15 slides
Spelling
Basisschool
Groep 7,8
Spelling hoofdletters & interpunctie
February 2021
- Lesson with
24 slides
Spelling
Basisschool
Groep 4,5
Taal hoofdletters & interpunctie
23 days ago
- Lesson with
20 slides
Spelling
Basisschool
Groep 4,5
Starttaal vooraf - thema 1 - taalverzorging 2 (aanpassen)
October 2024
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3
Spelling hoofdletters & interpunctie
9 days ago
- Lesson with
21 slides
Spelling
Basisschool
Groep 4,5
Spelling hoofdletters & interpunctie
22 days ago
- Lesson with
21 slides
Spelling
Basisschool
Groep 4,5
Spelling hoofdletters en leestekens
June 2019
- Lesson with
33 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
Interpunctie
December 2023
- Lesson with
19 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1