20241219 VAV4VMB000AK Talent 4B: fictie: 5.3 opdracht 9-19 - vmbo - Nederlands

VAV4VMB000AK 
Nederlands
Drs. David Lindenaar

Docent burgerschap, maatschappijleer en -kunde, Nederlands en LOB bij de afdelingen:
Zorg en Vavo.



1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with text slides.

Items in this lesson

VAV4VMB000AK 
Nederlands
Drs. David Lindenaar

Docent burgerschap, maatschappijleer en -kunde, Nederlands en LOB bij de afdelingen:
Zorg en Vavo.



Slide 1 - Slide

Inzet filmpje / video / muziek

Slide 2 - Slide

AFSPRAKEN 
1. Kom op tijd.

2. Neem altijd jouw spullen mee. Je neemt elke les een opgeladen laptop, boek en pen mee.

3. Telefoon in de tas, dopjes uit, smartwatch verbinding uit.

4. Jas uit, tas van tafel en niet eten in de les.

5. Ben je er een les niet? Maak het huiswerk dan thuis. Gebruik de e-mail die ik elke les verstuur.

6. Sla geen vragen over en antwoord altijd met uitleg.

Slide 3 - Slide

AFSPRAKEN 

Ik heb de taakkaart op 21 november 2024 verstuurd per e-mail. In de taakkaart is te vinden welk boek jij wanneer nodig hebt.


Maak hier gebruik van: geen lesboek + leesboek: geen les.

Slide 4 - Slide

20 minuten individueel lezen

timer
20:00

Slide 5 - Slide

Planning VAV4VMB000AK  
Talent vmbo gt 4A & 4B

Donderdag 21-11: Talent 4B: fictie: 5.1: opdracht 1-7
Woensdag 27-11: Talent 4B: grammatica: 6.1: introductie opdracht 1-4 en ONLINE: Opdrachten 6.1
Donderdag 28-11: Talent 4B: fictie: 5.2: opdracht 1-9
Woensdag 04-12: Talent 4B: grammatica: 6.2: opdracht 1 - 9 en ONLINE: Opdrachten 6.2
Donderdag 05-12: Talent 4B: fictie: 5.2 opdracht 10-13 en ONLINE: Opdrachten 6.2
Woensdag 11-12: Talent 4B: grammatica: 6.2 opdracht 2-5
Donderdag 12-12: Talent 4B: fictie: 5.3 opdracht 1-8: thuis maken
Woensdag 18-12: Talent 4B: grammatica: 6.2 opdracht 6-11 en ONLINE: Opdrachten 6.2: 
Woensdag 18-12: HERKANSING SO1
Donderdag 19-12: Talent 4B: fictie: 5.3 opdracht 9-19: thuis maken
23-12 t/m 03-01: kerstvakantie

Slide 6 - Slide

Planning VAV4VMB000AK  
Talent vmbo gt 4A & 4B
23-12 t/m 03-01: kerstvakantie
Woensdag 08-01: Talent 4B: grammatica: 6.3 introductie opdracht 1-2 
en ONLINE: Opdrachten 6.3
Donderdag 09-01: Talent 4B: fictie: 5.3 opdracht 20-23
Woensdag 15-01: Talent 4B: grammatica: 6.3 introductie opdracht 3-6
Donderdag 16-01: Talent 4B: fictie: 5.4 opdracht 1-15
Woensdag 22-01: Talent 4B: grammatica: 6.3 introductie opdracht 7-8
Donderdag 23-01: Talent 4B: fictie: 5.4 opdracht 16-22
27-01 t/m 02-02: toetsweek so2

Slide 7 - Slide

Terugblik op de les van:
Woensdag 18 december 2024

Slide 8 - Slide

4B Grammatica

Opdracht 6 (pagina 102 - 103)
Opdracht 7 (pagina 103)
Opdracht 8 (pagina 103)
Opdracht 9 (pagina 103 - 104)
Opdracht 10 (pagina 104)
Opdracht 11 (pagina 104)

timer
45:00

Slide 9 - Slide

Werkwoordelijk en 
naamwoordelijk gezegde

Slide 10 - Slide

Werkwoordelijk gezegde (wg) en
naamwoordelijk gezegde (ng)

Werkwoordelijk gezegde zegt iets wat iemand doet. DOEN

Naamwoordelijk gezegde zegt iets wat iemand is. IS

Slide 11 - Slide

Lijdend voorwerp

Slide 12 - Slide

Lijdend voorwerp
Wie / wat + onderwerp en werkwoordelijk gezegde?

Belangrijk:
1. Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp. Een zin met een naamwoordelijk gezegde heeft geen lijdend voorwerp.
2. Er is maximaal een lijdend voorwerp per zin.
3. Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel (aan, in, op, uit en voor)

Slide 13 - Slide

4B Grammatica
Opdracht 6 (pagina 102 - 103)
Onderstreep telkens het werkwoordelijk gezegde en markeer, als het er is, het lijdend voorwerp. 

a. Wil je wel een hond, maar wil je geen hondenbelasting betalen?
b. Dan zou je het volgende moeten doen.
c. Een man uit Duitsland had een idee.
d. Hij verklaarde dat zijn hond een schaap was.
e. De hond had nogal veel haar. 
f. Dus viel niemand iets op.
g. Het zogenaamde schaapje joe alle katten uit de buurt de boom in

Slide 14 - Slide

4B Grammatica
Opdracht 6 (pagina 102 - 103)
Onderstreep telkens het werkwoordelijk gezegde en markeer, als het er is, het lijdend voorwerp

a. Wil je wel een hond, maar wil je geen hondenbelasting betalen?
b. Dan zou je het volgende moeten doen.
c. Een man uit Duitsland had een idee.
d. Hij verklaarde dat zijn hond een schaap was.
e. De hond had nogal veel haar
f. Dus viel niemand iets op.
g. Het zogenaamde schaapje joeg alle katten uit de buurt de boom in

Slide 15 - Slide

4B Grammatica


https://www.cambiumned.nl/zinsdelen/

Slide 16 - Slide

Lesdoel 19-12

Individueel lezen

Talent 4B: 
Fictie: 5.3 opdracht 9-19

Slide 17 - Slide

Pak je boek:
4B

Slide 18 - Slide

4B Fictie: begrippen 
(pagina 50-51)

Genre: is een verzameling van verhalen die tot dezelfde soort behoren. Voorbeelden van genres: avonturen -, historische -, liefdes -, oorlogs -, psychologische roman en sciene fiction. 

Chronologisch: een schrijver die het verhaal met de gebeurtenissen mee vertelt. Met de tijd mee schrijven.

Voorgeschiedenis: vaak begint een schrijver midden in het verhaal en wordt er pas later verteld wat daarvoor is gebeurd. Wat daarvoor is gebeurd heet de voorgeschiedenis. 

Niet-chronologisch: soms begint een schrijver bij de afloop van een verhaal en vertelt hij/zij in de rest van het boek wat er daarvoor gebeurd is. Tegen de tijd in schrijven.
 

Slide 19 - Slide

4B Fictie: begrippen 
(pagina 53-54)
Gesloten einde: in dit verhaal is het verhaalprobleem opgelost. Een van de twee manieren hoe een verhaal kan eindigen.

Open einde: in dit verhaal zijn sommige zaken nog niet opgelost. Als lezer moet je zelf invullen hoe het verhaal verder zal gaan en wat er met de personages gaat gebeuren. Een van de twee manieren hoe een verhaal kan eindigen.

Hoofdpersoon: in een verhaal kom je te weten wat hij/zij denkt en voelt en wat zijn/haar karaktereigenschappen zijn. 

Bijpersonen: over deze personen krijg je minder informatie. Van bijpersonen krijg je meestal geen gedachten en gevoelens te lezen. Bijpersonen veranderen niet en reageren vaak voorspelbaar. 

Round character: hoofpersonen hebben meer karaktereigenschappen waardoor ze niet telkens op dezelfde manier reageren. Vaak veranderen ze door gebeurtenissen. Ze maken een karakterontwikkeling door. 

Flat characters: karakters die niet niet veranderen en voorspelbaar reageren. Dit zijn vaak bijpersonen. 

Slide 20 - Slide

4B Fictie: begrippen 
(pagina 55 en 61)
Perspectief: een schrijver kiest een perspectief van waaruit hij het verhaal vertelt. Dit heet ook wel het vertelperspectief of vertelstandpunt. 

Vertelstandpunt eerste persoon: de ik-persoon speelt zelf in het verhaal mee en bij deze ik-persoon ligt het perspectief.

Vertelstandpunt derde persoon: het perspectief ligt bij een van de personages. Je krijgt de gedachten van dit personage te lezen, waardoor je de gebeurtenissen vanuit zijn/haar standpunten bekijkt.

Wisselend perspectief: de schrijver vertelt het verhaal vanuit het standpunt van meerdere personages. Je krijgt hun gedachten te lezen. Als lezer kom je zo te weten hoe meerdere verhaalpersonagers de gebeurtenissen beleven, 

Argument (in literatuur): realistisch -, emotief -, moreel argument en een argument over de opbouw. 

Slide 21 - Slide

4B Fictie: begrippen 
(pagina 62)
Onderwerp: het onderwerp van een boek geeft neutraal aan waar het verhaal over gaat.

Thema: dit formuleert kort en algemeen wat de strekking van het verhaal is. Je kunt het thema op drie manieren formuleren: in een paar korte woorden, in een korte zin, in een vraag.  

Slide 22 - Slide

4B Fictie
Opdracht 9 (pagina 54)
Opdracht 10 (pagina 54)
Opdracht 11 (pagina 55)
Opdracht 12 (pagina 55)
Opdracht 13 (pagina 56 - 58)
Opdracht 14 (pagina 56 - 59)
Opdracht 15 (pagina 60 - 61)
Opdracht 16 (pagina 61 - 62)
Opdracht 17 (pagina 62)
Opdracht 18 (pagina 62)
Opdracht 19 (pagina 63)
timer
45:00

Slide 23 - Slide

Terugblik 19-12

Individueel lezen

Talent 4B: 
Fictie: 5.3 opdracht 9-19

Slide 24 - Slide