"De jongen liep behoedzaam het verlaten huis binnen, niet wetende dat hij hier snel spijt van zou krijgen."
A
Ja, de verteller is hier alwetend
B
De verteller hoeft hier niet per se alwetend te zijn, dat kunnen we hier niet uit opmaken
C
Nee, dit is geen alwetende verteller
1 / 19
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
"De jongen liep behoedzaam het verlaten huis binnen, niet wetende dat hij hier snel spijt van zou krijgen."
A
Ja, de verteller is hier alwetend
B
De verteller hoeft hier niet per se alwetend te zijn, dat kunnen we hier niet uit opmaken
C
Nee, dit is geen alwetende verteller
Slide 1 - Quiz
"Ik nam hem volledig in vertrouwen, niet wetende dat hij mijn geheim morgen door de hele school zou verspreiden."
A
Ja, de verteller is hier alwetend
B
De verteller hoeft hier niet per se alwetend te zijn, dat kunnen we hier niet uit opmaken
C
Nee, dit is geen alwetende verteller
Slide 2 - Quiz
Geef eens een voorbeeld van een opmerking die een auctoriële verteller zou kunnen maken.
Slide 3 - Open question
Leg het begrip 'motief' uit.
Slide 4 - Open question
Leg het verschil uit tussen de ik-verteller en de personale verteller.
Slide 5 - Open question
Wat is het verschil tussen een flashforward en een toekomstverwijzing?
Slide 6 - Open question
Wat is het verschil tussen een gesloten en een open einde?
Slide 7 - Open question
Theorievragen
Slide 8 - Slide
Wat kan níét voorkomen in een chronologisch verteld verhaal?
A
Tijdvertraging
B
Terugverwijzing
C
Tijdverdichting
D
Flashforward
Slide 9 - Quiz
Wanneer we een niet-chronologisch verteld verhaal samenvatten en navertellen in de volgorde waarin de schrijver heeft verteld, noemen we de samenvatting een samenvatting van...
A
de fabel
B
het sujet
Slide 10 - Quiz
Wanneer we bij het samenvatten zelf de chronologie herstellen en logische verbanden aanbrengen, noemen we de samenvatting een samenvatting van
A
de fabel
B
het sujet
Slide 11 - Quiz
Wat is het verschil tussen een continu verteld verhaal en een niet-continu verteld verhaal?
Slide 12 - Open question
Welke bewering over het formuleren van een thema is juist?
A
Een thema mag je nooit formuleren als zin
B
Een thema kan ook een voorwerp, zinnetje of bepaald gevoel zijn
C
Een thema formuleer je zo algemeen mogelijk
D
Een thema omschrijf je altijd in één woord
Slide 13 - Quiz
Wat kan nooit een motief zijn in een verhaal?
A
Een voorwerp
B
Een personage
C
Een abstracte kwestie die niet letterlijk genoemd wordt
D
Een zinnetje
Slide 14 - Quiz
Perspectief en vertelsituatie zijn eigenlijk hetzelfde.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quiz
Welke vier vertelsituaties ken je?
Slide 16 - Open question
alwetend
niet alwetend
ik-verteller
personale verteller
onzichtbare verteller
auctoriële vertelsituatie
Slide 17 - Drag question
Welke drie manieren van een verhaal beginnen ken je?