Semaine 4

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

V2, Semaine 4, 1er cours

Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?

Aan het eind van deze les kan ik...

 

• een stripverhaal over vakantiebelevenissen begrijpen.
• woorden die te maken hebben met familie en vakantie gebruiken.

Activités en cours

• Interroger le vocabulaire A
• Parler d'exercice 10 et 11 
• Exercice 12
• Exercice 13

Vertaal F-N:
la piscine

1. het schilderij
2. het penseel
3. het water
4. het zwembad

Vertaal F-N:
j'aime

1. ik ben
2. ik vind het leuk
3. ik kijk
4. ik zwem

Vertaal F-N:
tu parles

1. jij spreekt
2. jij zwemt
3. jij kijkt
4. jij wilt

Vertaal F-N:
pour

1. voor
2. achter
3. in
4. uit

Vertaal N-F:
Hoe heet jij?

1. Comment vous vous appelez?
2. Comment tu t'appelle?
3. Comment tu t'appelles?
4. Comment vous t'appelles?

Vertaal N-F:
tijdens

1. pendant
2. dure
3. piscine
4. pourquoi

Vertaal N-F:
ik woon

1. je veux
2. j'habites
3. je veut
4. j'habite

Vertaal N-F:
Ik woon in Hilversum.

1. J'habite à Hilversum.
2. J'habite à hilversum.
3. J'habite en hilversum
4. J'habite au Hilversum.

Activités en cours

• Parler d'exercice 10 et 11 
• Exercice 12
• Exercice 13

Fin du cours!

Aan het eind van deze les kan ik...

 

• een stripverhaal over vakantiebelevenissen begrijpen.
• woorden die te maken hebben met familie en vakantie gebruiken.

Les devoirs: apprends le vocabulaire B (pour jeudi)

V2, Semaine 4, 2e cours

Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?

Aan het eind van deze les kan ik ...

• iemand begroeten en mezelf voorstellen in het Frans.

Aan het eind van deze les heb ik...

• de uitleg gehad van de grammatica (lidwoorden).

Activités en cours

• Exercice 14 
• Exercice 15
• Lidwoorden
• Exercice 13

Activités en cours

• Exercice 13

Fin du cours!

Aan het eind van deze les kan ik ...

• iemand begroeten en mezelf voorstellen in het Frans.

Aan het eind van deze les heb ik...

• de uitleg gehad van de grammatica (lidwoorden).

V2, Semaine 4, 3e cours

Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?

Aan het eind van de les kan ik...

• een beeldwoordenboek maken.
• de juiste lidwoorden gebruiken.

Activités en cours

• Interroger voca B 
• Exercice 17
• Exercice 18
• Exercice 19

Traduis F-N:
la soeur

1. de broer
2. de familie
3. de zeur
4. de zus

Traduis F-N:
pourquoi

1. waarom
2. daarom
3. hoe
4. waar

Traduis F-N:
bon appétit

1. goed eten
2. vies eten
3. eet smakelijk
4. goed gedaan

Traduis N-F:
er is / er zijn

Traduis N-F:
Het gaat goed, en met jou?

Traduis N-F:
Dat is een hond.

Activités en cours

• Exercice 17
• Exercice 18
• Exercice 19

Fin du cours!

Aan het eind van de les kan ik...

• een beeldwoordenboek maken.
• de juiste lidwoorden gebruiken.

Attention: lundi prochain SO