bsr 2/10 2(a)ha Spelling §1 herhaling leerjaar 1

Log alvast in op LessonUp.
Blader door cursus 7: spelling.
§1 Herhaling leerjaar 1
§2 Leestekens
Voordat we beginnen:
2(A)HA
SPELLING
timer
3:00
CURSUS 7:
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Log alvast in op LessonUp.
Blader door cursus 7: spelling.
§1 Herhaling leerjaar 1
§2 Leestekens
Voordat we beginnen:
2(A)HA
SPELLING
timer
3:00
CURSUS 7:

Slide 1 - Slide

  • Je weet waar je staat en wat je nodig hebt op het gebied van spelling.
  • Je hebt verschillende onderdelen van spelling leerjaar 1 herhaald.
  • Je weet wanneer je een komma, dubbele punt en aanhalingstekens schrijft.
Lesdoelen

Slide 2 - Slide

In deze les:
  • Uitleg groepsindeling en werkwijze tijdens cursus 7: Spelling (en schrijven);
  • de herhaling van leerjaar 1 maken;
  • starten met
    paragraaf 2: Leestekens.
  • een scène uit ons boek lezen.

Slide 3 - Slide

Leestekens (,/:)
  • Een komma komt tussen twee persoonsvormen.
    Als jij kookt, doe ik de afwas.
  • Of bij een opsomming: Ik drink cola, bier, water en wijn.
  • Of voor verbindingswoorden.
    Ik ga naar huis, omdat ik niet fit ben. 
  • Een dubbele punt gebruik je bij een opsomming, toelichting of een citaat (iemand zegt iets).

Slide 4 - Slide

Leestekens (''...'')
  • Je schrijft aanhalingstekens als iemand iets zegt.
  • De directe rede of een citaat. Let goed op de plaats van de leestekens. 
    'Vanavond ga ik lekker op de bank hangen', zei Esmay.
    'Wil jij het oud papier buitenzetten?' vroeg Ruben aan mij.
  • Bij de indirecte rede en bij gedachten gebruik je geen aanhalingstekens.
    Ruben vroeg aan zijn broer of hij het oud papier buiten wil zetten.
aanhalingstekens

Slide 5 - Slide

Voeg hoofdletters en leestekens toe in de onderstaande zin:

ik ben dit weekend naar vlaardingen geweest omdat mijn broer jarig was

Slide 6 - Open question

Noteer de verkleinwoorden van:
zonnebloem, koning, paraplu

Slide 7 - Open question

  • Meervouden komen voor op -en of op -s.
  • Zet -en achter het woord, dit kan een verandering in het woord aanbrengen.
  • Lastig: idee (=ën) -> ideeën.
  • Zet een -s achter het woord, voeg een 'apostrof' toe als je het woord anders uitspreekt en bij afkortingen: taxi's, cd's.



Meervoud(en)

Slide 8 - Slide

Meervoud op -en
Meervoud op -s
pepernoot
tennisracket
handschoen
Airpod

Slide 9 - Drag question

Noteer de meervoudsvorm van:
banaan, telefoon, hobby

Slide 10 - Open question

Wat?
Cursus 7 Spelling, (herhaling) paragraaf 1.
Hoe?
Zelfstandig, op je iPad via de online methode.
Hulp
4B's! Vraag ook je groep om hulp.
Tijd
25 minuten.

Waarom?
Om inzicht te krijgen in wat jij nog weet van de leerstof van leerjaar 1.
Klaar?
Werk zelfstandig verder aan paragraaf 2.
Herhalen
timer
25:00

Slide 11 - Slide

Groep groen
Groep geel
Groep blauw
- Zelf de LessonUp doornemen.
- Maak online de herhaling van leerjaar 1.
- Zelf theorie lezen op blz. 250.
- Opdracht 1 t/m 4 maken op blz. 251.
- Opdracht 1 t/m 4 zelf nakijken.
- Kiezen: zelf LessonUp doornemen of meedoen met instructie.
- Zelf online herhaling van leerjaar 1 maken.
- Zelf opdracht 1 t/m 4 maken op blz. 251. 
- Zelf opdracht 1 t/m 4 nakijken.
- Meedoen met de instructie.
- Samen starten met de online herhaling van leerjaar 1.
- Samen theorie lezen op blz. 250. 
- Samen opdracht 1 maken. 
- Zelf opdracht 2 t/m 4 maken.
- Zelf opdracht 2 t/m 4 nakijken.

Slide 12 - Slide

  • Je weet waar je staat en wat je nodig hebt op het gebied van spelling.
  • Je hebt verschillende onderdelen van spelling leerjaar 1 herhaald.
  • Je weet wanneer je een komma, dubbele punt en aanhalingstekens schrijft.
Lesdoelen

Slide 13 - Slide