H2 woordenschat en spelling H4

te doen:
test woordenschat
test spelling werkwoorden
uitleg spelling werkwoorden
werken aan werkwoordspelling
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

te doen:
test woordenschat
test spelling werkwoorden
uitleg spelling werkwoorden
werken aan werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Wat heb je al geleerd voor PW H3 en H4?

Slide 2 - Open question

Waar zou je meer uitleg over willen krijgen?

Slide 3 - Open question

Wat is de betekenis van district?
A
gemeente
B
werkgebied
C
provincie
D
werkplaats

Slide 4 - Quiz

Wat is de betekenis van etymologie?
A
oorsprong en geschiedenis van woorden
B
wetenschap over eten
C
bestudering van geschiedenis
D
oorsprong van eten

Slide 5 - Quiz

Wat is de betekenis van ontleend aan?
A
geleend van
B
uitbesteed aan
C
gejat van
D
overgenomen van

Slide 6 - Quiz

Wat is de betekenis van reputatie?
A
herhaling
B
voornaam
C
imago
D
'naam'

Slide 7 - Quiz

Wat is de betekenis van bankroet zijn?
A
bankovervaller zijn
B
zwart geld hebben
C
failliet zijn
D
een zwarte bank hebben

Slide 8 - Quiz

Wat is de betekenis van trend?
A
loopje
B
Corona
C
mode
D
rage

Slide 9 - Quiz

Wat is de betekenis van op stel en sprong?
A
meteen
B
springen op stelten
C
zo meteen
D
springen

Slide 10 - Quiz

Hoe zorg je ervoor dat je woordenschat kent of blijft kennen?

Slide 11 - Open question

Wat is juist gespeld?
A
zwijnestal
B
zwijnenstal

Slide 12 - Quiz

Wat is juist gespeld?
A
aperots
B
apenrots

Slide 13 - Quiz

Wat is juist gespeld?
A
eenmanszaak
B
eenmanzaak

Slide 14 - Quiz

Wat is juist gespeld?
A
geboortenkaartje
B
geboortekaartje

Slide 15 - Quiz

Wat is juist gespeld?
A
stationsstraat
B
stationstraat

Slide 16 - Quiz

Wat is jouw vraag over tussen-n, tussen-s of tussen-e?

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

oefening
Schrijf van de werkwoorden op:
ik ..... (tt)                      ik .... (vt)
hij .... (tt)                     hij .... (vt)
wij .....(tt)                    wij .... (vt)

melden - stichten - houden - redden - verzachten - schudden - zuchten - praten
timer
4:00

Slide 23 - Slide

aan het werk:
  • H4 spelling werkwoorden (blz. 126 - 127)
       startopdr. en opdr. 1 t/m 5 

  • leren voor PW (let op: maandag 30 maart oefentoets)

  • werken aan Pecha Kucha

Slide 24 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 25 - Mind map