Je kunt de werkwoorden pouvoir en vouloir in de présent vervoegen.
Je kunt kledingstukken in het Frans vertalen.
- apprendre: voca ABEF
-exercices 21+22+23
- C'est qui?
1 / 13
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
This lesson contains 13 slides, with text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Het aanwijzend voornaamwoord
Programme
Buts:
Je kunt blok ABE vertalen (NE-FA)
Je kunt de werkwoorden pouvoir en vouloir in de présent vervoegen.
Je kunt kledingstukken in het Frans vertalen.
- apprendre: voca ABEF
-exercices 21+22+23
- C'est qui?
Slide 1 - Slide
Het aanwijzend voornaamwoord
Apprendre voca ABEF
Apprendre: voca ABEF p. 128-129
comment: écrire
Attention: hw controle vindt nu plaats.
timer
10:00
Slide 2 - Slide
Wat betekent vouloir?
Wat betekent pouvoir?
Wat is je veux?
Wat is tu peux?
Wat zou het plaatje hiernaast kunnen betekenen?
Slide 3 - Slide
Het aanwijzend voornaamwoord
Slide 4 - Slide
Au travail!
Faire: exercice 21-23 p. 116-117
timer
6:00
Eerder klaar? oefen via verbuga.eu: avoir,être, vouloir en pouvoir in de présent
Slide 5 - Slide
Hij wil de telefoon van Lina gebruiken.
Timéo heeft een taxi genomen terwijl dat niet mag volgens de regels van de wedstrijd. Hij heeft de anderen gevraagd dit geheim te houden want hij wil niet uitgesloten worden van de wedstrijd.
Exercice 21a
Exercice 21b
1 B 4 B
2 C 5 B
3 A
Exercice 21c
Exercice 21d
Sorry Lina. Het is niet jouw schuld dat ik mijn telefoon kwijt ben geraakt. Ik was gefrustreerd en dat reageerde ik op jou af. Terwijl het juist heel lief was dat je mij jouw telefoon wilde lenen. Zien we elkaar op het feestje?
Slide 6 - Slide
1 A, B
2 B
1 D 4 C
2 E 5 A
3 B
Exercice 22
Exercice 23a
Exercice 23B
Slide 7 - Slide
C'est qui ?
Vocabulaire
un pull
une robe
un jean
les baskets
un pantalon
les chaussures
il porte des chaussures noires
elle porte une robe bleue
Slide 8 - Slide
C'est qui ?
Vocabulaire
un t-shirt
un short de bain
une marque
un chapeau
une chemise
un livre
une BD
un jeu
Slide 9 - Slide
les couleurs
les couleurs
Slide 10 - Slide
Qui est-ce?
Iedereen staat achter zijn stoel. Je gaat zitten als de beschrijving niet voor jou klopt.