Goed fout? Ethiek

Wat is 'goed'?
Levensbeschouwing 
Ethiek
1 / 22
next
Slide 1: Slide
LevensbeschouwingMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2-4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Wat is 'goed'?
Levensbeschouwing 
Ethiek

Slide 1 - Slide

Vandaag
Introductie
uitleg Dilemma
Ethiek
Oefening

Slide 2 - Slide

Dilemma
We bekijken de film dilemma. Tussendoor beantwoord je drie vragen.

Slide 3 - Slide

3

Slide 4 - Video

05:35
Drie opties: Niets doen (kind gaat dood), oude man aanrijden, chauffeur opofferen. Wat zou jij doen en waarom?

Slide 5 - Open question

06:10
Ben je van gedachten veranderd? Waarom wel/ waarom niet?

Slide 6 - Open question

07:21
Wat is je uiteindelijke keuze en waarom?

Slide 7 - Open question

Wat is ethiek?
Ethiek is nadenken over goed handelen

De centrale vraag is: 'Wat is goed om te doen in concrete situaties?'

Ethiek is een onderdeel van filosofie.

Slide 8 - Slide

Socrates 470-399 v.Chr.
Wordt gezien als de grondlegger.
Streeft naar kennis en wijsheid. 
"Hoe meer kennis je vergaart, hoe meer je weet dat je eigenlijk helemaal niets weet."

Slide 9 - Slide

Ethiek: Manieren van oordelen

1. Empirisch oordelen (je neemt waar of niet)
2. Logisch oordelen (een redenering klopt of niet)
3. Normatief oordelen (iets is (volgens jou) goed of fout)

Slide 10 - Slide

6 x 6 = 36
A
Empirisch oordeel
B
Logisch oordeel
C
Normatief oordeel

Slide 11 - Quiz

Stelen is niet goed
A
Empirisch oordeel
B
Logisch oordeel
C
Normatief oordeel

Slide 12 - Quiz

"Dit is een appel"
A
Empirisch oordeel
B
Logisch oordeel
C
Normatief oordeel

Slide 13 - Quiz

Normatief oordelen: verdieping

1. Functioneel - de pen werkt wel of niet
2. Conventioneel - iets is 'gewoon' of niet 
3. Juridisch - op basis van de wet, iets is strafbaar of niet
4. Esthetisch - het is mooi of niet
5. Moreel - iets is goed of slecht

Slide 14 - Slide

Moraal

"Moraal is het geheel van handelingen en gedragingen die, in een maatschappelijke context, als correct en wenselijk worden gezien. Het filosofisch vakgebied van de ethiek richt zich op de vraag 'wat is een goede moraal?'."

Slide 15 - Slide

Wat is een dilemma?

Slide 16 - Open question

Dilemma #1
Het is oorlog. Samen met nog 3 andere gezinnen zit je verborgen in de kelder van een oude boerderij. De vijand gaat van huis tot huis om iedereen in de omtrek te doden. Je hoort hoe een groep vijandelijke soldaten de boerderij binnenkomt. Een van de gezinnen in de schuilkelder heeft een baby bij zich, die uitgerekend nu begint te huilen. Jij bent het dichtst bij de baby en legt een hand op zijn mond. De baby wil echter niet stoppen met huilen.
A
Je houdt je hand op de mond van de baby, waardoor die overlijdt. Omdat het gehuil is opgehouden zijn zowel jij als de andere 3 gezinnen veilig.
B
Je haalt je hand van de mond van de baby. De kans is nu groot dat zowel jij als de andere mensen in de schuilkelder worden gedood.

Slide 17 - Quiz

Dilemma #2
Met een tijdmachine reis je door de tijd. Je belandt in het Wenen van 1908, waar je tijdens het ontbijt in je hotel kennismaakt met ene Adolf Hitler, 19 jaar oud en dan nog aspirant-kunstschilder. Later die dag zie je door de kier van zijn openstaande hoteldeur dat hij op bed ligt te slapen. Je zou zo binnen kunnen glippen om hem met een kussen te doden. Zou je het doen?
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quiz

Dilemma #3
Je bent een berg aan het beklimmen met Kees, een vriend van je. Een andere vriend, John, is al boven op de berg en houdt het touw vast dat jullie drieën aan elkaar koppelt. Dan glijden Kees en jij ineens weg. John is niet sterk genoeg jullie beiden lang vast te houden. Als hij het niet meer houdt, zullen jullie alle 3 vallen en omkomen. John schreeuwt naar je dat je het touw van Kees los moet snijden. Dan valt Kees te pletter, maar leven jij en John tenminste nog. Wat doe je?
A
Ik snijd het touw door.
B
Ik doe niks en hoop dat John ons toch nog kan ophijsen of dat er snel hulp komt. De kans dat we alledrie doodgaan is groot.

Slide 19 - Quiz

Dilemma #4
Je bent een transplantatiechirurg met 3 patiënten die ieder een ander orgaan nodig hebben om te kunnen blijven leven. Er zijn helaas geen organen beschikbaar om de patiënten te redden. Dan komt een fitte jongeman langs voor een routinematige check-up. Zijn organen zijn heel goed bruikbaar voor de 3 stervende patiënten. Je kunt de man op zo’n manier ombrengen dat het op een ongeluk lijkt. Geen haan zal er naar kraaien. Wat doe je?
A
Ik breng de jongeman om het leven en red daarmee de levens van 3 patiënten.
B
Ik help de jongeman en accepteer dat de drie patiënten zullen overlijden.

Slide 20 - Quiz

Denk terug aan je rol als chirurg. Welk argument geef je voor het maken van jouw keuze?

Slide 21 - Open question

Vuller - Ethische stromingen
Utilisme - meeste nut of geluk voor de meeste mensen
Plichtsethiek - 'handel zo dat het motief van je handeling een algemene regel kan worden'
Deugdethiek - maakt jouw keuze jou tot een goed mens?

Slide 22 - Slide