Spreken 2.2 Overtuigende presentaties (Melissa)

 Spreken: Overtuigende presentaties
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

 Spreken: Overtuigende presentaties

Slide 1 - Slide

-Terugblikken Spreken 1.2

-Verder met Spreken 2.2

-Nabespreken 

Slide 2 - Slide

Bij een presentatie
A
kijk ik niemand aan.
B
praat ik zacht.
C
sta ik stevig op mijn benen.
D
steek ik mijn handen in mijn broekzakken.

Slide 3 - Quiz

Spreken 1.2: Aantrekkelijk presenteren
Wat weten jullie nog?

Slide 4 - Slide

Als ik moet presenteren denk ik NIET na over:
A
De opbouw
B
Wie mijn publiek is
C
Het doel van mijn presentatie
D
Of mijn kleren nog in de mode zijn

Slide 5 - Quiz

Als ik presenteer....
A
Lees ik alles op van mijn blaadje
B
Zorg ik voor een pakkende opening
C
Kijk ik nooit iemand aan
D
Houd ik géén vaste volgorde aan

Slide 6 - Quiz

Wat hoort bij een goede presentatie?
A
Interessant onderwerp
B
Rechtop staan
C
Zacht en snel praten
D
Een digitale presentatie

Slide 7 - Quiz

Wat is juiste non-verbale communicatie?
A
Publiek aankijken
B
Gebogen staan
C
Monotoon praten
D
Met rug naar publiek

Slide 8 - Quiz

Bij een digitale presentatie.....
A
Lees ik voor wat er op het scherm staat
B
Gebruik ik zoveel mogelijk afbeeldingen
C
Gebruik ik een duidelijk lettertype
D
Gebruik ik heel veel tekst

Slide 9 - Quiz

Doel van deze les:
Je overtuigt het publiek tijdens een presentatie
Spreken 2.2: 
Overtuigende presentaties

Slide 10 - Slide

Hoe kun je het publiek overtuigen?

Je wilt dat ze iets gaan doen, of iets niet doen. 

Slide 11 - Slide

Waar denk jij aan bij:
een overtuigende presentatie?

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Video

De opbouw van een overtuigende presentatie:


Inleiding:

Slide 14 - Slide

Middenstuk:

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slot:

Slide 17 - Slide

Welk slot is het meest overtuigend en waardoor komt dat?

Slide 18 - Slide

Wat is een standpunt?

Een standpunt is een....
A
argument
B
mening
C
tegenwerping
D
ontkrachting

Slide 19 - Quiz

Wat zijn argumenten?

Argumenten zijn ...
A
Belangrijke woorden in een tekst die een verband aangeven
B
De mening van de schrijver
C
Redenen waarom je iets wel of niet doet/vindt
D
Voorbeelden die gegeven worden in de tekst

Slide 20 - Quiz

Aan de slag:
->Wat: opdrachten Spreken 1.1 - 1.2 en 2.2

->Hoe: op de computer

->Hulp: buur en docent

->Uitkomst: nakijken op de computer

->Klaar? Verder met keuze-onderdeel

timer
15:00

Slide 21 - Slide

Nabespreken en huiswerk



-Opdrachten Spreken 1.1 - 1.2 en 2.2 afmaken

Slide 22 - Slide

tot de volgende les

Slide 23 - Slide