This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Spanning en stroomsterkte
Slide 1 - Slide
Stroomsterkte
Geeft aan hoeveel elektronen er per seconde door een apparaat gaan.
Eenheid van Stroomsterkte (I) is Ampère (A).
Stroomsterkte meet je met een ampèremeter
Slide 2 - Slide
Stroomkringen
Om überhaupt stroom te hebben, heb je een gesloten stroomkring nodig.
Vergelijk het met een brug die open staat. Een open brug = geen rijdend verkeer.
Slide 3 - Slide
Spanning
Geeft aan hoe hard elektronen door een draad bewegen.
Eenheid van spanning (U) is Volt (V).
Spanning meet je met een voltmeter.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Wat is het verschil tussen spanning en stroomsterkte?
Slide 6 - Open question
Slide 7 - Slide
Volt- en Ampèremeters aansluiten
Een voltmeter sluit je OVER een apparaat aan. (parallel)
Een ampèremeter sluit je NA een apparaat aan. (serie)
Hoe teken je dat?
Slide 8 - Slide
https:
Slide 9 - Link
Vermogen, spanning en stroomsterkte
Het vermogen van een apparaat hangt af van de spanning en de stroomsterkte.
We kunnen vermogen uitrekenen met de formule:
P is vermogen (W)
U is spanning (V)
I is stroomsterkte (A)
P=U⋅I
Slide 10 - Slide
Voorbeeldsom
Ik heb een nieuwe computer gekocht die op 110 V werkt, en waar een stroomsterkte van 5 A doorheen loopt. Wat is het vermogen van mijn computer?
U = 110 V
I = 5 A
P=U⋅I=110⋅5=550W
Slide 11 - Slide
Een droger heeft een vermogen van 2400W, wat is de stroomsterkte door deze droger als hij op het lichtnet is aangesloten? Rond je antwoord af op 1 cijfer achter de komma
Slide 12 - Open question
Formules combineren
Tot nu toe kennen we 2 formules met vermogen:
Als we de spanning en stroomsterkte weten, kunnen we het vermogen uitrekenen.
Met dit vermogen kunnen we weer een energie uitrekenen.
E=P⋅t
P=U⋅I
Slide 13 - Slide
Voorbeeldsom
Je vader doet de was, hiervoor gebruikt hij jullie wasmachine die aangesloten is op het lichtnet en waar een stroom van 15 A doorheen loopt. Als een was draaien 2,5 uur duurt. Hoeveel energie heeft de wasmachine dan verbruikt?
Slide 14 - Slide
Antwoord voorbeeldsom
U = 230V
I = 15A
t= 2,5uur
P=U⋅I=230⋅15=3450W
3450W=3,45kW
E=P⋅t=3,45⋅2,5=8,625kWh
Slide 15 - Slide
Voor het opladen van je telefoon steek je je oplader in het stopcontact, je oplader zet 230 V om naar 10 V. Tijdens het opladen gaat er 4 A door je telefoon. Als je je telefoon een dag lang oplaadt, hoeveel energie (in kWh) heeft deze dan verbruikt?