VWO 1 h.7.1 grammatica woordsoorten zww, hww LES 3

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide



7.1 Taalverzorging
grammatica woordsoorten

Slide 2 - Slide

leerdoelen

  • je kennis van de woordsoorten vergroten;
  • je weet na de les wat het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord is.

Slide 3 - Slide

Wat doen we deze les?

  • We herhalen van grammatica woordsoorten: het persoonlijk voornaamwoord en het bezittelijk voornaamwoord.

  • We herhalen de theorie van de werkwoordsvormen:
     persoonsvorm, infinitief en het voltooid deelwoord.

  • We bespreken de woordsoorten:    
     het zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord.

  • We oefenen met de verschillende woordsoorten.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw)

  • Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan.
  • Het kan bijvoeglijk of zelfstandig in een zin voorkomen. 
  • Als het zelfstandig wordt gebruikt, staat er een lidwoord voor.


Let op:


Je moet jouw fiets verplaatsen. (jouw = bezittelijk voornaamwoord)
Deze fiets is van jou. (jou = persoonlijk voornaamwoord)

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

persoonlijk
voornaamwoord
bezittelijk
voornaamwoord
Ik geef haar mijn schrift.
Ik geef hem een pen.
Zijn haar zit altijd goed.
Hij heeft de zijne gegeven.
Wanneer geef jij die aan haar?
Zij stuurt jou een appje.
Jullie hond luistert goed.
Vind jij ons grapje leuk?

Slide 8 - Drag question


Noteer van de dikgedrukte voornaamwoorden of het een persoonlijk of bezittelijk vnw. is.
Noteer ook de persoon (1e, 2e of 3e) en het getal (enkelvoud, meervoud).

Onze trainer geeft ons meer complimenten dan die van jou.

Slide 9 - Open question


oteer van de dikgedrukte voornaamwoorden of het een persoonlijk of bezittelijk vnw. is.
Noteer ook de persoon (1e, 2e of 3e) en het getal (enkelvoud, meervoud).

Jullie hond heeft meer brokjes nodig dan de mijne.

Slide 10 - Open question

       De persoonsvorm

De persoonsvorm is een werkwoordsvorm die verandert als je de zin in een andere tijd zet.

Voorbeeld:
De klas leert met Blooket. Sommige leerlingen kregen straf.
De klas leerde met Blooket. Sommige leerlingen krijgen straf.

leert verandert in leerde en is dus de persoonsvorm;
kregen verandert in krijgen en is dus ook de pv.

Slide 11 - Slide

       De infinitief
De infinitief is het hele werkwoord, dat niet verandert als je de zin verandert van tijd.
Deze vorm staat in het woordenboek (fluisterde  zoek je op bij fluisteren).
Voorbeeld:
zij hebben veel huiswerk moeten maken
Zij hadden veel huiswerk moeten maken.
hebben verandert in hadden en is dus de persoonsvorm (het lijkt op een infinitief, maar het is een persoonsvorm)

moeten en maken zijn hele werkwoorden die niet veranderen. Deze zijn beide een infinitief.

Slide 12 - Slide

Het voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord geeft aan dat een handeling is afgerond.

Ik heb gefietst (het fietsen is voorbij).
Zij waren verdwaald (dat verdwalen is achter de rug)
Het voltooid deelwoord heeft een ander werkwoord nodig.

Zij is gisteren geopereerd.
Onze opdrachten worden uitgelegd.

Slide 13 - Slide

persoonsvorm
infinitief
voltooid
deelwoord
Wanneer heb jij hem gezien?
Zij waarschuwen hen voor het onweer.
Ik kan dat niet beloven.
Zou jij dat willen doen?
Dat heeft hij pas ontdekt.
Zou hij dat kunnen bespreken?

Slide 14 - Drag question

Hier verder A1a
Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

  • Een werkwoord kan dus voorkomen als persoonsvorm, voltooid deelwoord en infinitief
  • Je kunt werkwoorden ook indelen naar soort

1. zelfstandig werkwoord (zww). Dit is het werkwoord dat de handeling
   aangeeft in de zin.






Kelly bestudeert de paragraaf aandachtig.               pv
Kelly heeft de paragraaf aandachtig bestudeerd.     vd
Kelly zal de paragraaf aandachtig bestuderen.         inf

Slide 15 - Slide

Kelly bestudeert de paragraaf aandachtig.
Kelly heeft de paragraaf aandachtig bestudeerd.
Kelly zal de paragraaf aandachtig bestuderen.
bestudeert
bestudeerd
bestuderen

geven de handeling aan. Het zijn zelfstandig werkwoorden (zww)

Slide 16 - Slide

2. hulpwerkwoord (hww). 

  • Om het voltooid deelwoord en de infinitief te kunnen schrijven is een hulpwerkwoord nodig als persoonsvorm. 

  • In het voorbeeld zijn dat heeft en zal.
Kelly heeft de paragraaf aandachtig bestudeerd.
Kelly zal de paragraaf aandachtig bestuderen.

Slide 17 - Slide

vwo 1 > maak de opdrachten van h.7.1 
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord


1) Opdracht 7 + 8 blz. 14 + 15

2) Klaar: maak de zelftoets van grammatica 7.1 (online)

3) Klaar: maak Verder oefenen 1 en 2 (online)

Slide 18 - Slide

havo 1 > maak de opdrachten van h.7.1 
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord


1) Opdracht 7 + 8 blz. 13 + 14

2) Klaar: maak de zelftoets van grammatica 7.1 (online)

3) Klaar: maak Verder oefenen 1 en 2 (online)

Slide 19 - Slide