Nederlands BBL les 7 samenhang signaalwoorden 2024-2025
Nederlands BBL les 7 samenhang en signaalwoorden
Teksten bestaan uit onderdelen die bij elkaar horen, er zit verband in
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1
This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
Nederlands BBL les 7 samenhang en signaalwoorden
Teksten bestaan uit onderdelen die bij elkaar horen, er zit verband in
Slide 1 - Slide
Is het oefenen in Nieuwsbegrip online gelukt?
😒🙁😐🙂😃
Slide 2 - Poll
Samenhang in een tekst
Een samenhangend verhaal krijg je door:
een logische opbouw: inleiding/ kern/ slot
verband tussen de zinnen in een alinea en tussen alinea's.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
signaalwoorden
Welk verband in de tekst?
Slide 5 - Slide
Lesdoel "samenhang"
Je herkent signaalwoorden en welk verband ze aangeven in de tekst.
Je kunt ook zelf signaalwoorden gebruiken in je tekst.
Slide 6 - Slide
Zinnen en alinea's:
Zinnen in een tekst staan in verband met elkaar. Signaalwoorden geven aan welk verband er tussen woorden, zinnen of alinea's is.
Tekstverbanden zijn bijvoorbeeld:
opsomming
tegenstelling
conclusie
reden
Een tekst die goed is opgebouwd heeft altijd logische verbanden tussen de verschillende zinnen en alinea’s.
Slide 7 - Slide
Filmpje met uitleg
Probeer aantekeningen te maken!
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
01:07
Noteer in enkele woorden wat je net hebt gehoord.
Slide 10 - Open question
02:40
maar, toch, echter, desondanks Deze signaalwoorden geven het volgende verband weer:
A
opsomming
B
chronologie = tijdvolgorde
C
tegenstelling
D
toelichting
Slide 11 - Quiz
03:42
Welke signaalwoorden horen er bij een oorzakelijk verband
A
want, omdat
B
daardoor, doordat
C
om te, daarmee
D
kortom, met andere woorden
Slide 12 - Quiz
Opsomming: achter elkaar opnoemen
allereerst, vervolgens, daarna, ten eerste/tweede/derde.
Allereerst hebben jullie vandaag Nederlands les, vervolgens hebben jullie loopbaanbegeleiding en tenslotte hebben jullie praktijkles zorg.
Na schooltijd ga ik eerst boodschappen doen, daarna mijn tas thuis afzetten en dan naar mijn werk
Slide 13 - Slide
Tegenstelling
maar, echter, hoewel, toch
Ik houd wel van winterweer maar ik zit toch liever bij de kachel.
Dit in tegenstelling tot Noah die het heerlijk vindt om in de kou te zijn
Slide 14 - Slide
Welke signaalwoorden?
1. Pieter moest gaan lopen, omdat hij een lekke band kreeg.
2. Elsa had zich verslapen, maar was nog net op tijd voor haar examen.
Slide 15 - Slide
Opsomming
Tegenstelling
Toelichting/voorbeeld
Doel-middel
Oorzaak-gevolg
Ten eerste, vervolgens, en, ook
Maar, echter, toch
Bijvoorbeeld, zoals
Daarvoor, zodat, om....te
Doordat, waardoor
Slide 16 - Slide
in Samengevat:
Blz 17 en 18 gaan over tekstverbanden en signaalwoorden. Lees die bladzijden voor volgende week.
Slide 17 - Slide
Ik ben vandaag iets later thuis, WANT ik ga eerst nog even boodschappen doen.
A
Samenvatting
B
oorzaak
C
Doel-middel
D
Reden/argument
Slide 18 - Quiz
Ik voer dit onderzoek uit ZODAT ik kan bewijzen dat dit plan moet worden uitgevoerd.
A
Tegenstelling
B
Conclusie
C
Oorzaak-gevolg
D
Doel-middel
Slide 19 - Quiz
VANWEGE het lawinegevaar konden we niet gaan skiën.
A
Oorzaak-gevolg
B
Tegenstelling
C
Toelichting
D
Samenvatting
Slide 20 - Quiz
Sleep de signaalwoorden naar het bijpassende verband in de tekst.
opsomming
voorbeeld
tegenstelling
conclusie
onder andere
bovendien
kortom
daarom
zo
dus
toch
ten eerste
echter
Slide 21 - Drag question
Hij ging op tijd van huis vanmorgen. TOCH miste hij de trein.
A
Oorzaak-gevolg
B
Doel-middel
C
Tegenstelling
D
Conclusie
Slide 22 - Quiz
AL MET AL zie ik maar één mogelijkheid: stoppen met roken!
A
Conclusie
B
Toelichting
C
Samenvatting
D
Opsomming
Slide 23 - Quiz
Nu signaalwoorden kiezen/schrijven.
Slide 24 - Slide
Op vakantie lopen mensen vaak ziektes op ..…… malaria en het zika-virus.
A
zoals
B
zodat
C
als gevolg van
D
echter
Slide 25 - Quiz
Ik wil graag een nieuwe fiets kopen, ..... dit kan helaas nog niet want ik heb geen geld.
A
daardoor
B
dus
C
maar
D
want
Slide 26 - Quiz
.....Marit niet had geleerd voor het examen, haalde ze toch een voldoende.
A
Tenzij
B
Hoewel
C
Omdat
D
Zodat
Slide 27 - Quiz
Welke signaalwoord hoort in welke zin?
Sleep de signaalwoorden naar de goede plaats.
________ zij op tijd vertrokken, kwamen zij toch te laat.
________ hun oom lukte het niet om op tijd te komen.
________ zij eerder waren geweest, was er nog taart.
Hoewel
Ook
Doordat
Bovendien
Indien
Slide 28 - Drag question
Maak van de twee zinnen een lange zin, met gebruik van het signaalwoord DOORDAT. Let op de betekenis en de woordvolgorde in de zin. Ik ben te laat thuis. Ik heb de trein gemist.
Slide 29 - Open question
Maak één zin of meer zinnen waarin een tegenstelling zit. Je mag zelf weten welk signaalwoord je daarvoor gebruikt.
timer
2:00
Slide 30 - Open question
Huiswerkopdracht- bekende tekst, andere opdracht
Lees de tekst
*let op de opbouw- zie je
inleiding- kern -slot?
* zoek signaalwoorden in de tekst
welk verband geven ze aan?
* tekstinhoud - heb jij hier in je
werk ook mee te maken?
Slide 31 - Slide
En dan nu verder met.....
Slide 32 - Slide
presenteren: wat is belangrijk?
Slide 33 - Mind map
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Slide
In Samengevat over Spreken
Bladzijde 96 t/m 100. Thuis lezen. Maak aantekeningen van dingen die nieuw voor je zijn.