1H/vwo §9.1 en 9.2 OEFENEN

1H/vwo §9.1 en 9.2 OEFENEN
1 / 22
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

1H/vwo §9.1 en 9.2 OEFENEN

Slide 1 - Slide

Om je geheugen op te frissen na de lange meivakantie...
volgen een aantal oefeningen over de eerste twee paragrafen van H9 Formules en Vergelijkingen

Slide 2 - Slide

verkort de formule: t = 7 x uren + 8
zoveel mogelijk
A
t = 7 x u + 8
B
t = 15 uren
C
t = 7u + 8
D
t = 15u

Slide 3 - Quiz

t = 7 x uren + 8
het meest verkort is dit:
t = 7u + 8                         Niet echter:
t = 15u,  want de termen 7u en 8 zijn niet gelijksoortig!


Slide 4 - Slide

y = -2t -5 -4t
Welke verkorting is correct?
A
y = 6t -5
B
y = -5 -6t
C
y = -11t
D
-6t -5 =y

Slide 5 - Quiz

y = -2t -5 -4t
Juist zijn:
B.  y = -5 -6t  en ook:
D.  -6t -5 = y

Slide 6 - Slide

5t en 7t zijn gelijksoortige termen
A
correct
B
fout

Slide 7 - Quiz

5t en 7t zijn inderdaad gelijksoortige termen
Je kunt ze optellen:
5t + 7t = 12t

Slide 8 - Slide

b = 1 + 3a - 12
Wat zijn de TERMEN hier?
A
1 en -12
B
1 en -12
C
3a, 1 en -12
D
1, 3a en 12

Slide 9 - Quiz

b = 1 + 3a - 12
De termen zijn:
1, 3a en -12, omdat ze opgeteld worden.
Maar ook goed is:
1, 3a en 12, omdat je dan ipv  12 erafhaalt, nu -12 optelt!

Je kunt de vergelijking namelijk ook zo schrijven:      b = 1 + 3a + -12

Slide 10 - Slide

c = 4a -6
What are the variables?
A
c, 4a and -6
B
a and c
C
4a and -6

Slide 11 - Quiz

c = 4a -6
The variables are the letters a and c.
They stand for numbers.
They interrelate, meaning if you fill in a number for a, the meaning of c is also determined. For example:             a = 5.  then
c = 4 x 5 -6 
c = 20 -6 = 14

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Verkort deze vergelijking zoveel mogelijk:
p = 12 - 4x -2x
A
p = -6x + 12
B
p = 12 -2x
C
p = -6x + 12
D
p = 6x + 12

Slide 14 - Quiz

p = 12 - 4x - 2x
Verkort:
p = 12 - 6x

Slide 15 - Slide

Verkort zoveel mogelijk:
d = 1t
A
d=1
B
d=t
C
d=1t
D
d=-t

Slide 16 - Quiz

d = 1t
1t = t en daarom geldt ook
d = 1t  is hetzelfde als:
d = t

Slide 17 - Slide

Verkort zoveel mogelijk mogelijk:
p = 300 -12r -20r + 50
A
-32r + 50 = p
B
p = 350 + 32r
C
p = -32r +350
D
318r = p

Slide 18 - Quiz

verkort zoveel mogelijk:
p = 300 - 12r - 20r + 50
OPLOSSING:
p = 350 - 32r

Slide 19 - Slide

Mijn mening over deze Lessonup:

Slide 20 - Mind map

Huiswerktijd
Maak nu §9.3 Werken met formules.
In het volgende uur komt er een Lessonup hierover.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide