H4 Woordenschat - voorvoegsels en achtervoegsels

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

timer
15:00

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
15 minuten lezen
Toets bespreken
Uitleg H4 woordenschat over voorvoegsels en achtervoegsels
Oefenen
Aan de slag

Slide 3 - Slide

Toets H3 bespreken
Alles van tafel!!

Slide 4 - Slide

H4 Woordenschat
Voorvoegsels en achtervoegsels


Welke kennen jullie nog van vorig jaar?

Slide 5 - Slide

Voorvoegsels en achtervoegsels

Slide 6 - Mind map

Voorvoegsels en achtervoegsels
Sommige woorden bestaan uit een woord en een voorvoegsel. Bijvoorbeeld: Plastic flessen kun je heel goed hergebruiken. Her betekent opnieuw. Hergebruiken is dus opnieuw gebruiken. Een voorvoegsel kan je helpen de betekenis van het woord te vinden.


Sommige woorden eindigen met een achtervoegsel. Je kunt de betekenis van een woord met een achtervoegsel vaak zelf achterhalen.
Bijvoorbeeld: Mijn neef is een beoefenaar van taekwondo. In beoefenaar herken je het woord beoefen en het achtervoegsel -aar. Een beoefenaar van taekwondo is dus iemand die taekwondo beoefent.


Slide 7 - Slide

Veelvoorkomende voorvoegsels:

anti- = tegen
ex- = niet meer
her- = weer, opnieuw
inter- = tussen
mini- = heel klein
mis- = verkeerd, fout
non- = niet, zonder
on- = niet
wan- = slecht, verkeerd
  Veelvoorkomende achtervoegsels:

-aar, -lijk, -heid, -teit, -baar, -atie, -aard, -isch, -ing, -ig, -sel, -loos, -vol, -lijks.



Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Even oefenen
Wat is het voor- of achtervoegsel?

Slide 10 - Slide

Onvolmaaktheid

Slide 11 - Open question

Aanzienlijk

Slide 12 - Open question

Grillig

Slide 13 - Open question

Fantastisch

Slide 14 - Open question

non-actief

Slide 15 - Open question

Wanhoop

Slide 16 - Open question

Nu
H4 Woordenschat - voorvoegsels en achtervoegsels

Startopdracht + 1 t/m 6 + 9

Slide 17 - Slide