- Filips II had een enorm rijk geërfd (Spanje, Portugal en de
Nederlanden). Rond het jaar 1550 bestond de Nederlanden uit zeventien
gewesten (provincie). Ieder gewest had zijn eigen wetten, munten en
bestuurders. Elk gewest had een eigen stadhouder (de hoogste bestuur-
der van het gewest). Een voorbeeld van een stadhouder was Willem van
Oranje (Holland, Utrecht en Zeeland).
Voor Filips II was het niet makkelijk om vanuit Spanje de Nederlanden te
besturen, daarom stelde hij plaatsvervangers aan.
- Filips II was niet tevreden met het bestuur. De Spaanse koning voerde
voortdurend oorlog met andere landen. Hier had hij geld voor nodig. Als
hij in de Nederlanden meer belasting wilde innen was er een centraal
bestuur nodig (dat overal dezelfde munten en wetten werden aangehouden).
Zo zou het bestuur voor hem makkelijiker worden en zou hij meer macht
krijgen.