12.1-12.3 Nazi-Duitsland en het fascisme in Europa - verloop oorlog

Leerdoelen
  • op grond van je kennis van fascistische bewegingen in Duitsland, Italië en Spanje kenmerken noemen van het fascisme;
  • verklaren waarom in Duitsland, Italië en Spanje fascisten de macht konden grijpen;
  • uitleggen wat het verschil is tussen antisemitisme, discriminatie en racisme;
  • beschrijven hoe het antisemitisme is ontstaan en hoe het in Duitsland tijdens de jaren 30 in de praktijk werd gebracht;
  • met voorbeelden uitleggen dat Duitsland na 1933 een totalitaire staat werd.
  • uitleggen door welke gebeurtenissen de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie en Groot-Brittannië bondgenoten werden
  • uitleggen op welke wijze de Tweede Wereldoorlog in Europa en Azië werd beëindigd
  • uitleggen hoe de Tweede Wereldoorlog de machtsverhoudingen tussen landen in de wereld heeft veranderd

1 / 24
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 24 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Leerdoelen
  • op grond van je kennis van fascistische bewegingen in Duitsland, Italië en Spanje kenmerken noemen van het fascisme;
  • verklaren waarom in Duitsland, Italië en Spanje fascisten de macht konden grijpen;
  • uitleggen wat het verschil is tussen antisemitisme, discriminatie en racisme;
  • beschrijven hoe het antisemitisme is ontstaan en hoe het in Duitsland tijdens de jaren 30 in de praktijk werd gebracht;
  • met voorbeelden uitleggen dat Duitsland na 1933 een totalitaire staat werd.
  • uitleggen door welke gebeurtenissen de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie en Groot-Brittannië bondgenoten werden
  • uitleggen op welke wijze de Tweede Wereldoorlog in Europa en Azië werd beëindigd
  • uitleggen hoe de Tweede Wereldoorlog de machtsverhoudingen tussen landen in de wereld heeft veranderd

Slide 1 - Slide

Kenmerkend aspecten (ontwikkelingen/veranderingen)
  • De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie
  • Het in de praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme

Slide 2 - Slide

Republiek van Weimar
  • Het Duitse Keizerrijk hield na WOI op te bestaan. Duitsland werd een Republiek met een parlementaire democratie
  • In Berlijn waren er allemaal gewelddadige groepen die verandering wilden (b.v: socialisten en conservatieven)
  • Door de dreigende situatie verhuisde het parlement naar het rustige stadje Weimar
  • Na het tekenen van de Vrede van Versailles waren veel Duitsers woedend op de regering (verraad van Versailles).......ook AH!

Slide 3 - Slide

Oorzaken voor de zwakke democratie van Weimar:
1. grote groepen Duitsers wilden helemaal geen democratie:
- De oude adellijke elite vond dat de massa niet in staat was tot regeren, 
- nationalisten wilden een sterke leider
- radicale socialisten wilden een revolutie en de macht aan de arbeiders (zoals in de SU).
2.  veel Duitsers geen vertrouwen in de leiders van de Republiek (dolkstootlegende en het tekenen van het verdrag van Versailles)
3. Economische problemen(herstelbetalingen)

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Verdrag van Versailles

  • Duitsland moest veel grondgebied afstaan (ongeveer 10%)
  • Duitsland moest kolonies afstaan
  • Duitsland mocht geen leger meer hebben van groter dan 100.000 man
  • Duitsland moest herstelbetalingen doen aan Frankrijk en Belgie (132
 miljard goudmark)

Slide 6 - Slide


  •  Hyperinflatie (1923)
  •  De Duitse regering liet geld bijdrukken om de stakers in het Ruhrgebied te betalen (dat werd bezet door de Fransen en Belgen omdat de herstelbetalingen niet snel genoeg werden betaald). Gevolg: enorme waardevermindering. Spaarders verloren al hun geld en lonen waren niets meer waard.
  •  Economische wereldcrisis (1929) 
  • Door leningen van de VS aan Duitsland (Dawes plan) ging het na 1924 weer wat beter met Duitsland.
  • Na de beurskrach in de VS van 1929, wilden de VS hun geld echter terug en stortte de Duitse economie in.
  • Duitsland werd het ergst geraakt. In 1932 was bijna de helft van de arbeiders werkloos. Deze onvrede werd een goede voedingsbodem voor de radicale plannen van Hitler.


Slide 7 - Slide

Opkomst van het nationaalsocialisme
  • De nazi's met Hitler als leider profiteerden van de chaos van de Weimar Republiek
  • Hij deed veel beloftes die het Duitse volk wilde horen (eind aan de werkloosheid en het verdrag van Versailles)
  • De NSDAP kreeg pas veel stemmen na de economische crisis begin jaren '30
  • Met propaganda en paramilitair machtsvertoon bouwde hij de NSDAP uit tot een massaorganisatie

Slide 8 - Slide

Hitler aan de macht
  • Adolf Hitler sloot zich na de Eerste Wereldoorlog aan bij de NSDAP (Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij)
  • Zijn voorbeeld was de fascistische Italiaanse leider Mussolini
  • Na de crisis van 1929, stemden veel Duitsers in 1932 op Hitler (werkloosheid en armoede beloofde hij op te lossen)
  • Hitler schafte in 1933 de democratie af, en vestigde een dictatuur

Slide 9 - Slide

Democratie afgeschaft
  • De communist Marinus van der Lubbe stak in 1933 het Parlement in Duitsland in brand (om een signaal voor revolutie af te geven)
  • De nazi's zagen dit niet als een eenmansactie en zeiden dat de communisten hier achter zaten
  • Hitler gaf aan dat Duitsland gered moest worden van chaos en revolutie en stelde een machtigingswet voor om hem dictator te maken.
  • Deze wet werd (met druk) aangenomen!

Slide 10 - Slide

0

Slide 11 - Video

Herhaling vorige les


  • Republiek van Weimar 
  • Berlijn gevaarlijk
  • Vrede van Versailles 
  • Dolkstootlegende
  • Hyperinflatie
  • Staatsgreep
  • Dawesplan
  • Economische wereldcrisis
  • Opkomst NSDAP
  • Rijksdagbrand
  • Machtigingswet van Hitler

Slide 12 - Slide

Fascisme en Nationaalsocialisme
Kenmerken:
  • Gebruik maken van geweld (knokploegen op straat)
  • Extreem nationalistisch
  • Anti-democratisch
  • Leidersbeginsel (1 leider aan de top)
  • Totalitair: ondergeschikt zijn aan de staat (het land is belangrijker dan het individu)
  • Ondergeschikte positie van de vrouw
  • Rassenleer alleen bij de nazi's (het idee van superieure en minderwaardige rassen) 

Slide 13 - Slide

Fascisme in Italië en Spanje
  • Eind oktober 1922 trokken duizenden mannen, gekleed in zwarte hemden, op naar Rome onder leiding van Benito Mussolini en pleegden een staatsgreep!
  • Mussolini breidde zijn macht vanaf dat moment snel uit en regeerde vanaf 1926 als dictator over het land
  • Hij herinnerde de Italianen aan hun trotse verleden: dat van het Romeinse Rijk. Aan een Romeins machtssymbool, de gebundelde ‘fasces’ (roeden) met bijl, ontleende het fascisme zijn naam.
  • Mussolini voerde een gewelddadige dictatuur
  • Hij was een voorbeeld voor Hitler en voor Franco, die in Spanje vanaf 1936 tot 1975 een fascistische dictatuur voer na een bloedige burgeroorlog (1936-1929)
  • Franco (extreem rechts) werd gesteund door Hitler en Mussolini. De socialisten werden gesteund door Stalin.

Slide 14 - Slide

Propaganda en indoctrinatie
  • In nazi-Duitsland was er geen vrijheid van meningsuiting meer. Kranten, radio, kunst en film stonden onder strenge controle!
  • Jongens werden lid van de HJ (Hitlerjugend) en de meisjes van BDM (Bund Deutscher Madel). Hier kregen ze de idealen van het nationaal-socialisme aangeleerd via indoctrinatie (langdurige beinvloeding).
  • Duitsland werd een totalitaire staat (een staat waarin het leven van de mensen totaal beheerst en gecontroleerd wordt)

Slide 15 - Slide

Nazificatie en creatie van een Volksgemeinschaft
  • De nazi's voerden terreur, censuur en propaganda. 
  • De SS kreeg de leiding over de geheime politie (Gestapo) en de concentratiekampen
  • De SA was de knokploeg van de nazi's
  • Alle media en organisaties werden volledig door de nazi's beheerst en gelijkgeschakeld (pro-nazi gemaakt ofwel genazificeerd)
  • Het creëren van een Volksgemeinschaft (raszuivere, klasseloze en harmonieuze samenleving)

Slide 16 - Slide

Jodenhaat (antisemitisme)
  • Joden  werden slachtoffer van een enorme haatpropaganda, pesterijen en later volkerenmoord
  • De nazi's zagen de joden niet als aanhangers van een geloof, maar als een minderwaardig 'ras'
  • In 1935 kwamen er zelfs rassenwetten waarin stond dat ze geen Duitser meer waren en niet mochten trouwen of seks mochten hebben met Duitsers

Slide 17 - Slide

Gebiedsuitbreiding
  • Hitler neemt vanaf 1938 Oostenrijk (zijn geboorteland) in (Der Anschluss, er werd geen schot gevuurd). Naast Lebensraum wil Hitler ook alle Duitssprekende volkeren in 1 groot Germaans Rijk (Heim ins Reich). 
  • Appeasementpolitiek: De VS, GB en Frankrijk lieten Hitler zijn gang gaan (verzoeningspolitiek) om zo de vrede proberen te handhaven.

Slide 18 - Slide

Heim ins Reich
  • 1938: Hitler wilde ook het grensgebied van Tsjecho-slowakije (Sudetenland) inlijven omdat hiet Duitssprekende mensen woonden.
  • Op de conferentie van Munchen kreeg Hitler zijn zin en beloofde verder geen gebied meer te zullen annexeren (innemen). Chamberlain (GB) dacht de vrede te hebben gered!
  • In maart 1939 nam Hitler heel Tsjecho-slowakije in en verbrak zijn belofte!

Slide 19 - Slide

Aanleiding WO II: Aanval op Polen
  • Hitler sloot met Stalin in augustus 1939 een niet-aanvalsverdrag om zo een tweefrontenoorlog te voorkomen. Samen zouden ze Polen verdelen.
  • Op 1 september 1939 viel Duitsland Polen binnen. Polen was niet bestand tegen de Duitse Blitzkrieg. Frankrijk en Engeland verklaarden Duitsland de oorlog. 
  • Na Noorwegen en Denemarken werd op 10 mei 1940 Nederland, Belgie en Frankrijk aangevallen!

Slide 20 - Slide

Groot-Brittanie en de SU!
  • Hitler probeerde met luchtgevechten en bombardementen om Engeland tot overgave te dwingen! (Battle of Britain)
  • De Engelsen o.l.v. Winston Churchill hielden stand!
  • Hitler veranderde zijn plannen en viel in juni 1941 de Sovjet-Unie aan (graan en olie). Stalin geloofde zijn oren niet!
  • In de zomer rukte het leger snel op, maar Hitler had zich vergist in de Russische winters en de enorme bevoorrading......

Slide 21 - Slide

Keerpunten in de oorlog
  • 1941: De Japanse aanval (bondgenoot van Duitsland) op Pearl Harbor (marinebasis VS op Hawai) zorgt ervoor dat de VS aan de kant van de geallieerden mee gaat vechten!
  • 1943: De Duitsers verliezen in de Sovjet-Unie de Slag bij Stalingrad. Vanaf dat moment kunnen de Russen oprukken richting Berlijn.
  • 1944: 6 juni D-Day ofwel landing in Normandië. Amerikanen en Canadezen bestormen de stranden van Normandië om een gat te slaan in de Atlantic Wall (wens van Stalin voor een tweefrontenoorlog)

Slide 22 - Slide

Eind van de oorlog
  • Na de landing in Normandië en het oprukkende rode leger vanuit het Oosten, werd duidelijk dat Duitsland de oorlog niet meer kon winnen.
  • Begin mei 1945 gaf nazi-Duitsland zich over.
  • Japan (bondgenoot Duitsland), wilde zich echter niet overgeven waardoor president Truman (opvolger van de overleden Roosevelt) besloot om 2 Atoombommen in te zetten (meer dan 300.000 doden).
  • Japan gaf zich in augustus 1945 over.
  • Aangezien Duitsland, Japan en ook Italië waren verslagen, kwam er een einde aan de invloed van het fascisme
  • De democratische en kapitalistische Verenigde Staten en de communistische Sovjet-Unie bleven als enige grootmachten over. Dit zorgde voor nieuwe spanningen (Koude Oorlog 1945-1991)

Slide 23 - Slide

Begrippen
  • massavernietigingswapens: een wapen dat in één keer (tien)duizenden mensen van het leven berooft. 
  • nationaalsocialisme: een ideologie die in de jaren twintig onder leiding van Adolf Hitler opkwam in Duitsland en die wordt gezien als een variant op het fascisme, maar dan aangevuld met racisme en antisemitisme.
  • leidersbeginsel: de gedachte (in het nationaalsocialisme) dat de politieke leider de wil van het volk belichaamt en daarom boven de wet staat en absolute gehoorzaamheid mag eisen. Ook wel ‘Führerprinzip’ genoemd.
  • antisemitisme: haat tegen en/of discriminatie van Joden.
  • racisme: het op grond van fysieke (vaak uiterlijke) kenmerken indelen van de mensheid in rassen, uitgaande van de gedachte dat die een verschillende oorsprong hebben. Gaat meestal gepaard met discriminatie.
  • discriminatie: het apart beoordelen en behandelen van een bepaalde groep of persoon vanwege bijvoorbeeld ras, geloof, uiterlijk, geslacht of seksuele voorkeur.
  • fascisme: een ideologie die in de jaren twintig onder leiding van Benito Mussolini opkwam in Italië; streeft een sterke staat na onder leiding van een sterke man en is gericht tegen democratie, kapitalisme en communisme.





Slide 24 - Slide