Klas 4 les 4 schooljaar 2023-2024

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 3

Vul de regels over het rangtelwoord aan:

A) Regel 1: getallen t/m 19 = getal + letters ....................

B) Regel 2: getallen vanaf 20 = getal + letters ....................

C) Hoeveel uitzonderingen zijn er? 

...................

Arbeitsblatt 

Macht die Aufgaben auf das Arbeitsblatt. 

Macht die Aufgabe in stille 

Programma: 

Herhaling grammatica opdrachten

Hausaufgaben kontrollieren 

Examentraining 

Opdrachten maken

Over een ander vertellen

Over jezelf vertellen 

Beginnen aan het maakwerk

Hausaufgaben kontrollieren

Open jouw boek op blz. 14. 

Ik loop langs om opdracht 6 te controleren. 

Pak ondertussen jouw wisbordje en noteer de antwoorden van Text 3 uit je examenbundel.

Herhaling examenvragen 

A) Was wird in diesen Zeilen beschrieben? 

B) Womit wird der 2. Absatz beendet? 

C) Welcher Titel passt zum 3. Absatz? 

D)Welches Wort passt im Sinne des Textes in die Lücke in Absatz 3? 

Openplek vragen 

Lees de 2 zinnen voor en na de open plek.

Vertaal deze zin in eigen woorden.

Kijk naar de antwoordmogelijkheden --> vertaal dit. 

Bepaal welk woord het beste op de open plek past.

Welches Wort passt im Sinne des Textes in die Lücke in Absatz 3? 

Vertaal de zinnen voor- en na de OP

Das Schönste an seinem Beruf findet Daniel das gute Gefühl, helfen zu können und dafür

positive Rückmeldung von Betroffenen zu bekommen. Besonders begeistert ist er (............) vom Arbeitsklima bei der Freiburger Polizei: „Es macht richtig Spaß,

hier dabei zu sein, wir sind ein tolles Team!“ 

Antwoordmogelijkheden 

A) außerdem -

B) deshalb     -

C) nur            -

Maak een keuze

Op mijn teken vingers in de lucht: 

1 = A

2 = B

3 = C

Aufgaben machen 

Öffnet euer Buch auf S. 22

Wir hören uns ein Fragment an. 

Titel: "im Sommer"  

Lest und hört mit 

 

Aufgaben machen 

Macht die Aufgabe;
11 

Ihr dürft zu zweit arbeiten. 

Individuell:  Wie sah dein Sommer aus? 

1. Wo bist du (in den Ferien) gewesen? 

2. Mit wem bist du (dort) gewesen?

3. Mit welchem Verkehrsmittel bist du gereist? 

4. Wo hast du übernachtet? 

5. Wie lange bist du dort gewesen? 

In zweiergruppe (=duo's) 

Wo bist du (in den Ferien) gewesen?	Ich war in ....
Mit wem bist du (dort) gewesen?	Ich war (dort) mit .....
Mit welchem Verkehrsmittel bist du gereist?	Ich bin mit dem .../... gereist.
Wo hast du übernachtet?	Ich habe in ........ übernachtet.
Wie lange bist du dort gewesen?	Ich bin dort ........ geblieben.

Neem je agenda erbij :) 

Examenbundel:
Lezen:  tekst 4 blz. 16

Vertalen: examenvragen 10, 11 & 12 

Maken: opdracht 9 

Tekstboek Na klar: 

Leren: vertellen over jouw vakantie. 

Maken: opdracht 6 boek blz. 19 

Öffnet euer Buch auf S.16

Wir hören uns drei kurze Fragmente an. 

Macht während des Hörens Aufgabe 9. 

S. 19 Beantworte meine Frage :)

S. 19 

Beantworte meine Frage :)