This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Het verschil tussen weer en klimaat
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je het verschil tussen weer en klimaat uitleggen, weet je wat hoge en lage breedte zijn en kun je de 8 hoofdklimaten herkennen.
Slide 2 - Slide
Leg de leerdoelen duidelijk uit aan de leerlingen. Dit geeft hen een doel voor de les.
Wat weet je al over het verschil tussen weer en klimaat?
Slide 3 - Mind map
This item has no instructions
Weer vs. Klimaat
Weer is de toestand van de atmosfeer op een bepaalde plaats en op een bepaald moment. Klimaat is het gemiddelde weer over een langere periode op een bepaalde plaats.
Slide 4 - Slide
Leg het verschil tussen weer en klimaat uit aan de leerlingen. Maak gebruik van afbeeldingen om het concept te verduidelijken.
Hoge en lage breedte
Hoge breedtegraden zijn gebieden die zich dicht bij de polen bevinden, terwijl lage breedtegraden gebieden zijn die zich dicht bij de evenaar bevinden.
Slide 5 - Slide
Leg uit wat hoge en lage breedtegraden zijn en waar deze zich bevinden op de wereld. Maak gebruik van kaarten om dit te visualiseren.
Hoofdklimaten
Er zijn 8 hoofdklimaten: poolklimaat, toendraklimaat, taigaklimaat, woestijnklimaat, steppeklimaat, gematigd zeeklimaat, mediterraan klimaat en tropisch klimaat.
Slide 6 - Slide
Laat de leerlingen kennismaken met de 8 hoofdklimaten en benoem de kenmerken van elk klimaat.
Poolklimaat
Het poolklimaat is het koudste klimaat op aarde. Temperaturen zijn altijd onder het vriespunt en er valt weinig neerslag.
Slide 7 - Slide
Laat de leerlingen kennismaken met het poolklimaat en benoem de kenmerken van dit klimaat.
Toendraklimaat
Het toendraklimaat heeft lange, koude winters en korte, koele zomers. Er groeit weinig vegetatie en er valt weinig neerslag.
Slide 8 - Slide
Laat de leerlingen kennismaken met het toendraklimaat en benoem de kenmerken van dit klimaat.
Taigaklimaat
Het taigaklimaat heeft koude winters en koele zomers. Er groeien voornamelijk naaldbomen en er valt matige neerslag.
Slide 9 - Slide
Laat de leerlingen kennismaken met het taigaklimaat en benoem de kenmerken van dit klimaat.
Woestijnklimaat
Het woestijnklimaat is droog en heet. Er valt weinig tot geen neerslag en de temperaturen zijn hoog.
Slide 10 - Slide
Laat de leerlingen kennismaken met het woestijnklimaat en benoem de kenmerken van dit klimaat.
Steppeklimaat
Het steppeklimaat heeft droge zomers en koude winters. Er groeit voornamelijk gras en er valt matige neerslag.
Slide 11 - Slide
Laat de leerlingen kennismaken met het steppeklimaat en benoem de kenmerken van dit klimaat.
Gematigd zeeklimaat
Het gematigd zeeklimaat heeft milde winters en koele zomers. Er valt het hele jaar door neerslag.
Slide 12 - Slide
Laat de leerlingen kennismaken met het gematigd zeeklimaat en benoem de kenmerken van dit klimaat.
Mediterraan klimaat
Het mediterrane klimaat heeft droge, warme zomers en milde, natte winters. Er groeien voornamelijk bomen en struiken.
Slide 13 - Slide
Laat de leerlingen kennismaken met het mediterrane klimaat en benoem de kenmerken van dit klimaat.
Tropisch klimaat
Het tropische klimaat is warm en vochtig. Er valt het hele jaar door neerslag en er groeit een weelderige vegetatie.
Slide 14 - Slide
Laat de leerlingen kennismaken met het tropische klimaat en benoem de kenmerken van dit klimaat.
Kenmerken herkennen
Op basis van kenmerken kun je de 8 hoofdklimaten herkennen. Bijvoorbeeld: warm en vochtig = tropisch klimaat, koud en droog = poolklimaat.
Slide 15 - Slide
Laat de leerlingen oefenen met het herkennen van de 8 hoofdklimaten op basis van kenmerken.
Oefenen met hoofdklimaten
Laat de leerlingen in groepjes verschillende klimaten onderzoeken en de kenmerken noteren. Vervolgens presenteren ze hun bevindingen aan de klas.
Slide 16 - Slide
Laat de leerlingen in groepjes werken en zorg dat er voldoende materialen beschikbaar zijn.
Wereldkaart
Laat de leerlingen op een wereldkaart aangeven waar de verschillende hoofdklimaten voorkomen.
Slide 17 - Slide
Zorg voor voldoende wereldkaarten en materialen om te markeren.
Quiz
Eindig de les met een quiz waarin de leerlingen vragen moeten beantwoorden over het verschil tussen weer en klimaat, hoge en lage breedtegraden en de 8 hoofdklimaten.
Slide 18 - Slide
Maak gebruik van een online quiztool of maak zelf een quiz met behulp van de informatie uit de les.
Terugblik
Vat de belangrijkste punten van de les nog eens kort samen.
Slide 19 - Slide
Geef de leerlingen de gelegenheid om vragen te stellen of om de belangrijkste punten nog eens te herhalen.
Einde les
Bedank de leerlingen voor hun inzet en sluit de les af.
Slide 20 - Slide
Zorg dat de leerlingen weten wat ze kunnen verwachten in de volgende les en geef eventueel huiswerk op.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 21 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 22 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 23 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.