wat is politiek klas 3k

Wie horen bij de overheid?

1. Nederlanders die mogen stemmen
2. Nederlanders die belasting betalen
3. Politici en ambtenaren
4. Politici en kiezers

Wat valt onder de overheid

1. Een reisbureau
2. Een uitzendbureau
3. Een stadhuis
4. Een bank

In de Nederlandse democratie:

1. Beslist het volk in een referendum over belangrijke onderwerpen
2. Kiest de bevolking vertegenwoordigers die besluiten nemen
3. Mogen de inwoners over elke nieuwe wet stemmen
4. Nemen ambtenaren de belangrijkste beslissingen

Bij een referendum:

1. Kiest de bevolking de vertegwoordigers in een bestuur
2. Stemt de bevolking over een belangrijk politiek onderwerp
3. Stemmen volksvertegenwoordigers over politieke zaken
4. Stemmen volksvertegenwoordigers over zaken die van algemeen belang zijn.

Wat is een voorbeeld van directe democratie?

1. De overheid keurt de bouw van een ondergrondse tunnel af.
2. Een groep mensen protesteert tegen de sloop van een wijk
3. Een burgemeester verbiedt een groot feest in zijn stad.
4. De bevolking stemt voor het plan om de plezierjacht op dieren te verbieden.

Bij de overheid werken mensen met allerlei beroepen: ….…………, leraren, agenten en parkeerwachters.
Welk woord past op de stippellijn?

1. boekverkopers.
2. loodgieters.
3. advocaten.
4. rechters.

Actief kiesrecht betekent dat iemand:

1. zich verkiesbaar mag stellen bij verkiezingen.
2. een politieke partij mag oprichten.
3. de standpunten van politieke partijen goed kent
4. bij verkiezingen mag stemmen.

Iemand die in verkiezingstijd de belangrijkste persoon van een politieke partij is, noemen we de:

1. premier
2. lijsttrekker
3. minister
4. voorzitter

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Bij geheime verkiezingen weten kiezers niet op welke politici ze stemmen.
2. Bij vrije verkiezingen mag je stemmen op wie je wilt.

1. 1 is juist, 2 is onjuist
2. 1 is onjuist, 2 is juist
3. 1 en 2 zijn beide juist
4. 1 en 2 zijn beide onjuist.

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Als je op de lijsttrekker van de Partij voor de Dieren stemt, maak je gebruik van je passieve kiesrecht.
2. De lijsttrekker van een partij maakt gebruik van zijn passieve kiesrecht.

1. 1 is juist, 2 is onjuist
2. 1 is onjuist, 2 is juist
3. 1 en 2 zijn beide juist
4. 1 en 2 zijn beide onjuist.

Welke zinnen zijn juist?
Linkse partijen:
1. vinden dat mensen altijd voor zichzelf moeten zorgen.
2. willen lagere uitkeringen voor mensen zonder werk.
3. vinden dat de regering moet opkomen voor kwetsbare mensen in de samenleving.
4. willen een actieve overheid.

1. 1 en 2 zijn juist.
2. 1 en 3 zijn juist
3. 3 en 4 zijn juist.
4. 2 en 4 zijn juist.

Welke zinnen zijn juist?
Rechtse partijen:
1. willen een overheid die streng optreedt tegen criminaliteit.
2. zijn voor extra hulp aan mensen die het moeilijk hebben.
3. willen een passieve overheid.
4. willen het verschil tussen rijk en arm verkleinen.

1. 1 en 2 zijn juist.
2. 1 en 3 zijn juist
3. 3 en 4 zijn juist.
4. 2 en 4 zijn juist.

“Wie hard werkt, mag ook veel verdienen.”
Deze uitspraak hoort vooral bij:

1. Links
2. Rechts
3. Midden
4. zowel Links als Rechts