6.2 schrijfdoelen en artikel

6.2 Schrijfdoelen en artikel
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

6.2 Schrijfdoelen en artikel

Slide 1 - Slide

Lesdoel


Aan het einde van de les weet je welke vijf schrijversdoelen er zijn en kun je deze herkennen.
Weet je hoe je een bouwplan maakt.

Slide 2 - Slide

Wat wordt er bedoeld met 'doelgroep'?

Slide 3 - Open question

Wat wordt er bedoeld met 'schrijfdoel'?

Slide 4 - Open question

Waarom is het voor het schrijven van een tekst belangrijk om een schrijfdoel in je hoofd te hebben?

Slide 5 - Open question

Schrijfdoel
Wat wil je bereiken met je tekst? Wat is je doel?

Belangrijkste schrijfdoelen:
- informeren
- overhalen 
- amuseren
- instructie geven
- overtuigen

Slide 6 - Slide

Rodney zit in een rolstoel. Hij merkt dat zijn klasgenoten daar veel vragen over hebben. Daarom schrijft hij een opstel over het omgaan met een handicap op school. Wat is zijn doel?
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 7 - Quiz

Kranten staan vol met serieuze informatie. Maar in de meeste kranten staat ook een grappig stripje. Wat is het doel van de krant?
A
informeren
B
amuseren
C
overhalen
D
instructie geven

Slide 8 - Quiz

Peter is verhuisd. Hij wil naar de bioscoop met een paar klasgenoten, maar weet niet hoe hij er moet komen. Lisa schrijft op hoe hij naar de bioscoop moet fietsen. Wat is het doel van Lisa?
A
informeren
B
overhalen
C
instructie geven
D
overtuigen

Slide 9 - Quiz

Informatief artikel
 De schrijver probeert in een informatief artikel altijd deze vragen te beantwoorden:
  1. Wat is er gebeurd?
  2. Wie heeft ermee te maken?
  3. Waar is het gebeurd?
  4. Wanneer is het gebeurd?
  5. Waarom is het gebeurd?

Slide 10 - Slide

Structuur informatief artikel
Een informatief artikel bestaat in ieder geval  uit de volgende onderdelen
(meestal in deze  volgorde):
  1. Een titel: zegt kort waar het artikel over gaat
  2. Naam van de schrijver(s): staat vaak onder de titel
  3. Inleiding: korte beschrijving van het onderwerp (belangrjkste informatie uit het artikel)
  4. Middenstuk: alles wat je verder wilt vertellen in het artikel
  5. Conclusie: je vat het artikel nog even samen

Slide 11 - Slide

Schrijfplan: hoe zat dat ook alweer?
In je schrijfplan zet je de volgende dingen:
  1.  Het onderwerp van je tekst;
  2.  Wat je over het onderwerp wilt vertellen;
  3.  Wat je met de tekst wilt bereiken, oftewel je schrijfdoel;
  4. Voor wie de tekst bedoeld is;
  5. Of er plaatjes bij moeten.

Slide 12 - Slide

Tekstdoel en publiek
Wat is het doel van je tekst?
Wat wil je met de tekst bereiken?
Wie wil je met je tekst bereiken? 

Slide 13 - Slide

Doel van een tekst

Slide 14 - Slide

Waarom is een schrijfplan zo belangrijk?
A
Het geeft overzicht
B
Je vergeet zo niets
C
Je kunt alvast spelfouten checken
D
Je denkt van te voren alvast goed na wat je gaat schrijven.

Slide 15 - Quiz

Bouwplan
  • Inleiding
  • Middenstuk
  • Slot

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Inleiding, middenstuk en slot helpen...
A
voor een tekst met een goede structuur
B
juiste informatie te geven
C
om een conclusie te vinden
D
om je tekst zo kort mogelijk te houden

Slide 18 - Quiz

een 'pakkende' inleiding schrijven hoort bij de functie....
A
aankondigen hoe de tekst is opgebouwd
B
lezer laten kennismaken met de tekst
C
de hoofdgedachte naar voren brengen
D
belangstelling/aandacht van de lezer wekken

Slide 19 - Quiz

Hoe schrijf je een informerende tekst?
De 5W en 1H vragen:
  • Wie?                                          
  • Wat? 
  • Waar?
  • Wanneer?
  • Waarom?
  • Hoe?

Slide 20 - Slide

5W+h-vragen helpen om....
A
een tekst te schrijven
B
de belangrijke informatie te verwerken
C
om de hoofdgedachte weer te geven
D
je tekstdoel in te vullen

Slide 21 - Quiz

"doe" woorden komen vooral voor in
A
instructies
B
strips
C
recepten
D
gebruiksaanwijzingen

Slide 22 - Quiz

Instructie schrijven
  • In een instructie leg je stap voor stap uit hoe iemand iets moet doen. Denk aan een recept of een gebruiksaanwijzing. 
  • Je lezer moet jouw instructie goed kunnen begrijpen en uitvoeren.
  • je noemt soms ook wat nodig is om de handelingen uit te voeren , materialen, gereedschappen , ingredienten. 

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Een bouwplan maken doe je als volgt:

  • Noteer het onderwerp.
  • Noteer het schrijfdoel.
  • Noteer de hoofdgedachte.
  • Noteer voor wat voor een publiek je de tekst schrijft.
  • Bepaal welke alinea’s inleiding, middenstuk en slot vormen.
  • Noteer de (deel)onderwerpen in vraagvorm en per deelonderwerp een aantal trefwoorden.

Slide 26 - Slide

Voorbeeld:
Het bouwplan
Onderwerp …………………………………………………
Doel …………………………………………………………..
Hoofdgedachte …………………………………………..

Tekstdeel alinea trefwoorden
Inleiding Hoe wordt de aandacht getrokken?
  Introductie onderwerp
Middenstuk Deelonderwerp 1
  Deelonderwerp 2
  Deelonderwerp 3
  Deelonderwerp …..
Slot Hoe wordt afgesloten?




Slide 27 - Slide

Check out-vraag:
Ik kan aan de slag met het huiswerk. Ik heb geen vragen meer.
Ja, komt helemaal goed, ik weet wat ik moet doen
Ja, ik weet wat ik moet doen, maar ik heb nog een vraag
Ja/ Nee, ik heb nog veel vragen.
Nee: ik heb vragen over beide onderwerpen.

Slide 28 - Poll