Paragraaf 4.2 - Oorlog in naam van God

De tijd van Steden en Staten
5.2 Oorlog in naam van God
1 / 24
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

De tijd van Steden en Staten
5.2 Oorlog in naam van God

Slide 1 - Slide

Doelen:
  • Je kan uitleggen waarom er kruistochten werden gehouden.
  • Je kan uitleggen hoe de Moslims reageerden op de kruistochten. 
  • Je kan uitleggen wat de gevolgen van de kruistochten waren.

Slide 2 - Slide

Moeilijk vraag oriëntatie?

Slide 3 - Mind map

Vraag van de paragraaf
Hoe waren de contacten tussen christenen en moslims vanaf het jaar 1000?

Slide 4 - Slide

Bekijk de plattegrond van Jeruzalem
Hier liggen heiligdommen van 3 grote godsdiensten. 
Christenen gingen op bedevaart hier naartoe. 
Zij werden (volgens keizer Alexius) door Seldsjoeken lastiggevallen.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide


Contact tussen 
christenen en moslims



  • Het contact is meestal vreedzaam: handel
  • Pelgrims hebben ook vrij toegang tot Palestina en Jeruzalem
  • Dit verandert als de Arabieren, Jeruzalem veroveren en de Heilige Grafkerk verwoesten ( 1009) > gevaarlijk om er nog heen te reizen.

Slide 7 - Slide


Een Heilige Oorlog


  • In 1095 roept paus Urbanus II op tot een heilige oorlog, een kruistocht.
  • Doel 1: Bevrijden van het Heilig Land Palestina van een Islamitisch volk (=de Seldsjoeken)
  • Doel 2: Terugdringen van de Arabische invallen in het Byzantijnse rijk
  • 1096: Zo’n 320.000 mannen en vrouwen gaan op Kruistocht. 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Hier zie je de route van de eerste kruistocht

Slide 10 - Slide


Waarom zou je meevechten?

  • de Heilige stad bevrijden.
  • Hun zonden konden vergeven worden door de kruistocht, dus als straf.
  • Een avontuur waar je rijk van kon worden en grond innemen.
  • Ridders kunnen eigen koninkrijken stichting

Slide 11 - Slide


Jeruzalem wordt heroverd
1099



  • Jeruzalem wordt door de kruisridders heroverd op de moslims > slechts 40.000 kruisvaarders wisten levend aan te komen bij de stad.
  • In Jeruzalem slachtten de kruisvaarders de moslims af > een enorme schok.

Slide 12 - Slide


Saladin vecht terug

  • De Arabieren, die Jeruzalem ook als een Heilige stad zien, vechten terug.
  • Jeruzalem in 1187 terugveroverd door Saladin.
  • De eerste Kruistocht was nog enigszins succesvol, de latere (2e t/m de 9e) niet meer.

Slide 13 - Slide


Gevolgen


  • Toename handel in Europa (Italië) en het Midden-Oosten.....economisch gevolg
  • Kennis over de Arabische cultuur en wetenschap (arabische cijfers) in Europa neemt toe. bv over besmettelijke ziekten, kennis van vroegere beschavingen, kompas.....culturele gevolgen

Slide 14 - Slide

Wanneer waren
de kruistochten?
A
0-500
B
0-1500
C
500-1000
D
1000-1500

Slide 15 - Quiz

Wat zijn gevolgen van de kruistochten
A
De uitvinding van de boekdrukkunst
B
Arabische cijfers
C
Medicijnen tegen de pest.
D
Kennis van het hierogliefen

Slide 16 - Quiz

Kinderkruistocht?
  • Historisch gezien niet juist: het waren waarschijnlijk horigen.
  •   In Frankrijk werd een kruistocht met 3000 kinderen verboden.
  • Kinderen gingen terug naar huis, of werden verhandeld als slaaf. 

Slide 17 - Slide

Wat past NIET bij kruistochten
A
Er vielen veel doden
B
Het Heilige Land werd voor tijdelijk veroverd
C
Het waren handelsreizen
D
De reis duurde jaren

Slide 18 - Quiz

Een kruistocht is:
A
een heilige tocht van monniken met een kruis door een middeleeuwse stad.
B
een tocht naar het Midden-Oosten, een soort middeleeuwse vakantie.
C
Een tocht naar Jeruzalem waarbij de christenen verslagen moeten worden
D
een tocht vanuit Europa om het Heilige Land te veroveren.

Slide 19 - Quiz

Noem een oorzaak van de kruistochten

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Video

Vraag van de paragraaf
Hoe waren de contacten tussen christenen en moslims vanaf het jaar 1000?

Slide 22 - Slide

Antwoord op de vraag van de paragraaf

Slide 23 - Mind map

Huiswerk 
Lezen paragraaf 5.2, lesboek bladzijdes 76 t/m 78
Maken van paragraaf 5.2 in je schrift, behalve de intro. 

Slide 24 - Slide