M1 Lezen H2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Hoofdstuk 2: Lezen

Maak de startopdracht op blz. 38.

Lees de theorie op blz. 38.
Noteer je vragen hierover in je schrift.

Om 12.50 gaan we samen verder.

10 minuten lezen

Doelen:

Je weet wat een alinea is en kunt deze herkennen in teksten.

Je weet waar de belangrijkste informatie in een alinea staat.

Je weet wat deelonderwerpen zijn.

Je weet wat tussenkopjes zijn en waarvoor ze gebruikt worden.

Je weet wat globaal lezen is, hoe je dat toepast en waarom.

Wat is de juiste beschrijving
van een 'alinea'?

1. Een stukje tekst.
2. De inleiding.
3. Een deelonderwerp.
4. Een tussenkopje.

Waaraan kun je een alinea in een tekst herkennen?

1. Kan op een nieuwe regel beginnen.
2. De eerste regel van een alinea springt een beetje in.
3. Tussen twee alinea's wordt een witregel gebruikt.
4. A, B en C.

Voorbeelden

damdaidasdjasida.

dadklandlakdnasldjasldjasldjaldjaldjaldaj;djalddal
kljsdjsldjlsedjsdjaldjaldjaldajldaielrenflanfalfallalll.

sfjslfjslfjlseegelslsg.
    dailihdlasdjlaejiwhlkanlkandkladldewieliwjwlflnl.

fdhafkfhalskfhsdlafdalsfklawkefewlafweglljljgwel.

sldfjlsdfnalskfslakfnlagnawignewlignawlkgvaewkl
idlskdjlkasjdalsdjakdjakldjaldiwfhewignawknglkas.

Waar staat meestal de belangrijkste informatie in een alinea?

1. In de eerste zin.
2. In de tweede zin.
3. In de eerste of tweede zin.
4. In de eerste of laatste zin.

Hoe zou je een deelonderwerp omschrijven?

Voetbal/dressuur/hockey/...

Wat is een tussenkopje ook alweer?

1. Een klein theekopje.
2. De titel van een alinea (of meerdere alinea's).
3. De titel van de hele tekst.

Net geleerd: wat kan het doel van een tussenkopje zijn?

Wat wordt bedoeld met globaal lezen?

Wat is ook alweer oriënterend lezen?

Oriënterend lezen

Waar gaat deze tekst over (onderwerp van de tekst)?

-Titel bekijken.
-Afbeeldingen bekijken.
-Tussenkopjes lezen.

-Anders gedrukt woorden lezen (denk ook aan de bron).
-Inleiding lezen.

Aan de slag

Maak opdracht 1:
Markeer het oriënterend lezen.
Markeer de antwoorden van 5, 6, 8, 9 & 10.

Maak opdracht 2:
Markeer het oriënterend lezen.

Maak opdracht 3:
Markeer de antwoorden van 1 & 2.