Hilfsverben, preposities

Planning
herhaling Hilfsverben
oefenen
de of het 
Preposities
Wie spreekt met wie?

1 / 20
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Planning
herhaling Hilfsverben
oefenen
de of het 
Preposities
Wie spreekt met wie?

Slide 1 - Slide

mogen

Slide 2 - Open question

hebben

Slide 3 - Open question

moeten

Slide 4 - Open question

Ik _________ (dürfen)

Slide 5 - Open question

Jij _____ (haben)

Slide 6 - Open question

Hij ________ (müssen)

Slide 7 - Open question

Wij ______ (dürfen)
A
mogen
B
moeten
C
mag
D
moet

Slide 8 - Quiz

Jullie __ (haben)
A
heeft
B
hebben
C
heb
D
hebt

Slide 9 - Quiz

Zij ________ (müssen)
A
moet
B
moegen
C
moeten
D
mogen

Slide 10 - Quiz

Oefenen
werkboek pagina 19 opdracht 7


klaar (fertig)? Maak opdracht 5, 6 en 8 in je werkboek pagina 19

Slide 11 - Slide

De of het 
vertaal met der, die das 


WICHTIG: Es gibt natürlich Ausnahmen !!!

Slide 12 - Slide

de
A
der
B
die
C
das

Slide 13 - Quiz

het
A
der
B
die
C
das

Slide 14 - Quiz

De of het? Wb. p. 19 nr. 8

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

 Preposities. Wb. p. 21 nr. 12. 

Slide 17 - Slide

PREPOSITIES

Slide 18 - Mind map

12. Wie spreekt met wie? Wb. p. 20 nr. 9.

Slide 19 - Slide

Test
veel succes!

Slide 20 - Slide