4m h12 Voeding en vertering oefentoets

Toets H-12 voeding en vertering 
maak deze oefentoets zelfstandig in een toetsopstelling zonder hulpmiddelen
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Toets H-12 voeding en vertering 
maak deze oefentoets zelfstandig in een toetsopstelling zonder hulpmiddelen

Slide 1 - Slide

Wat is de functie van mineralen?
A
Brandstof
B
Bouwstof
C
Beschermende stof
D
Reservestof

Slide 2 - Quiz

Bij welk nummer komen darmvlokken en darmplooien voor?
A
2
B
9
C
13
D
7

Slide 3 - Quiz

Hoe heet onderdeel nummer 3?
A
Maag
B
Alvleesklier
C
Dunne darm
D
Dikke darm

Slide 4 - Quiz

Hoe heet onderdeel 8?
A
Dikke darm
B
12-vingerige darm
C
Galblaas
D
Dunne darm

Slide 5 - Quiz

Donny zegt: De galblaas is een verteringsklier.
Ben zegt: Gal verteert vetten.
Wie heeft gelijk?
A
Donny
B
Ben
C
Allebei
D
Geen van beiden

Slide 6 - Quiz

De alvleesklier wordt aangegeven met letter ...?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 7 - Quiz

De lever wordt aangegeven met letter...?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 8 - Quiz

In een klas hangt een poster die het verteringsstelsel als een fabriek voorstelt (zie de afbeelding).
Het deel dat aangegeven wordt met letter P stelt een klier voor. (helemaal rechts boven)
Geef de naam van deze klier.

A
Alvleesklier
B
Galblaas
C
Dunne darmsap klier
D
Speekselklier

Slide 9 - Quiz

Pim eet ’s morgens om 8 uur zijn ontbijt.
Hoeveel uur later zullen er op zijn vroegst onverteerde resten uit dit ontbijt terug te vinden zijn in de ontlasting van Pim, volgens de gegevens uit de afbeelding?
A
3-5 uur
B
5-10 uur
C
20-30 uur
D
40-60 uur

Slide 10 - Quiz

Hoe heet onderdeel 13?
A
Slokdarm
B
Poortader
C
Darmvlok
D
Endeldarm

Slide 11 - Quiz


De voeding van deze Afrikaanse hardlopers verschilt niet veel van die van andere Oost-Afrikanen. Net als die eten ze veel groente en fruit, weinig vlees of vis en veel graanproducten.

Vooral voedingsmiddelen met veel zetmeel leveren energie voor het hardlopen. Welke van de genoemde voedingsmiddelen bevatten vooral veel zetmeel?

A
Graanproducten
B
Vlees
C
Groente en fruit
D
Vis

Slide 12 - Quiz

In informatie 3 is het verteringskanaal van een paard afgebeeld.
Welke twee cijfers geven delen aan waarin volgens de informatie veel micro-organismen leven?

A
2+3
B
4+5
C
3+5
D
7+8

Slide 13 - Quiz

De maag van een koe bestaat uit verschillende delen. De overige delen van het verteringskanaal hebben dezelfde namen als bij de mens.
In de tekst staat dat methaan het verteringskanaal van de koe verlaat via boeren en winden.
Passeert dit gas dan de endeldarm? En passeert dit gas dan de slokdarm?

A
Alleen endeldarm
B
Alleen slokdarm
C
Beiden
D
Geen van beiden

Slide 14 - Quiz

Veel koolsoorten bevatten vezels. Koolhydraten in die vezels worden door menselijke enzymen in het verteringskanaal niet verteerd. Bacteriën in het verteringskanaal breken deze onverteerbare koolhydraten wel af.

In welk deel van het verteringskanaal komen veel bacteriën voor die onverteerbare resten afbreken?

A
12-vingerige darm
B
Dunne darm
C
Dikke darm
D
Endeldarm

Slide 15 - Quiz

In een proefopstelling staan 4 reageerbuizen.
Buis 1 en 2 staan bij 37 graden Celsius.
Buis 3 en 4 bij 20 graden Celsius.
De buizen bevatten het volgende:
1: zetmeeloplossing + maagsap
2: zetmeeloplossing + speeksel
3: zetmeeloplossing + maagsap
4: zetmeeloplossing + speeksel
Welke buis zal na een tijdje het minste zetmeel bevatten?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 16 - Quiz

Een van de gevolgen van levercirrose is dat er minder gal vanuit de lever via de galbuis naar het verteringskanaal wordt afgevoerd. Hierdoor worden vetten uit het voedsel mindegoed door verteringsenzymen afgebroken.

In welk deel van het verteringskanaal komt de galbuis uit?

A
Endeldarm
B
Maag
C
Mond
D
12-vingerige darm

Slide 17 - Quiz

In de spieren is een voorraad brandstof opgeslagen, die bij inspanning kan worden gebruikt.

In welke vorm is brandstof in spieren opgeslagen?
A
Glucose
B
Glycogeen
C
Vet
D
Zetmeel

Slide 18 - Quiz

De alvleesklier maakt alvleessap aan. In alvleessap zitten enzymen, die kunnen verschillende voedingsstoffen verteren. Welke voedingsstoffen kan alvleessap verteren?
A
eiwitten
B
eiwitten en koolhydraten
C
eitwitten, koolhydraten en vetten
D
eiwitten en vetten

Slide 19 - Quiz

In het speeksel zit het enzym amylase. Dit enzym versnelt de vertering van zetmeel. Kan dit enzym ook de vertering van eiwitten versnellen? Leg je antwoord uit.

Slide 20 - Open question

In maagsap komen enzymen voor. De activiteit van enzymen is afhankelijk van het zuurgehalte (pH). Hoe hoger de pH, hoe minder zuur er aanwezig is.
In het diagram zie je de activiteit van drie verschillende enzymen (C, D en E) uit het menselijk lichaam weergegeven. Welk enzym is actief in maagsap? Leg je antwoord uit.

Slide 21 - Open question

Galstenen zijn harde stenen van ingedikte gal. Deze kunnen vast blijven zitten in de galbuis, deze raakt dan afgesloten. Heeft de afsluiting van de galbuis effect op de vertering van voedingsstoffen door alvleessap? Zo ja, op welke voedingsstof. Leg je antwoord uit.

Slide 22 - Open question

De zonnedauw heeft voedingsstoffen uit haar prooi nodig voor bijvoorbeeld de vorming van cytoplasma.
Om welk soort voedingsstoffen gaat het hier?

Slide 23 - Open question

Els en Huub doen een uitspraak over het bewaren van een diepvries-pizza.

Els zegt: ''Wanneer je een pizza bewaart in de diepvriezer, gaan alle bacteriën dood.''
Huub zegt: ''Bij het bewaren van de pizza in de diepvriezer wordt de vermeerdering van bacteriën meer geremd dan bij het bewaren in de koelkast.''

Heeft Els gelijk, Huub of beiden of beiden niet? Leg uit

Slide 24 - Open question