Voorkennis H2

Voorkennis H2
1 / 19
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Voorkennis H2

Slide 1 - Slide

Een gestrekte hoek is
A
90 graden
B
180 graden
C
360 graden
D
> 180 graden

Slide 2 - Quiz

wat is de overstaande hoek van
A5
A
A1
B
A2
C
A3
D
heeft geen overstaande hoek

Slide 3 - Quiz

In een driehoek zijn de hoeken samen... (hoekensom driehoek)
A
180 graden
B
360 graden
C
90 graden

Slide 4 - Quiz

In een vierhoek zijn de hoeken samen... (hoekensom vierhoek)
A
180 graden
B
360 graden
C
90 graden

Slide 5 - Quiz


Wat voor een bijzondere driehoek is driehoek DEF?
A
gelijkbenige driehoek
B
gelijkzijdige driehoek
C
rechthoekige driehoek

Slide 6 - Quiz

Welke bijzondere driehoek
zie je hier?
A
Gelijkzijdige driehoek
B
Gelijkbenige driehoek
C
Geen bijzondere driehoek

Slide 7 - Quiz

Welke bijzondere driehoek is dit?
A
gelijkzijdige driehoek
B
gelijkbenige driehoek
C
geen bijzondere driehoek

Slide 8 - Quiz

Een gelijkzijdige driehoek heeft 3 symmetrieassen
Definitie symmetrieas
Een symmetrieas is een lijn die een figuur in 2 gelijke delen verdeelt
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Een gelijkbenige driehoek heeft 2 symmetrieassen
Definitie symmetrieas
Een symmetrieas is een lijn die een figuur in 2 gelijke delen verdeelt
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Wat moet de stelling van Pythagoras altijd hebben?
A
2 gelijke zijde en een schuine.
B
een hoek groter dan 90 graden.
C
een hoek van 90 graden.
D
dat het oppervlakte van lange zijde gelijk is aan de opp van schijne zijde met korte zijde

Slide 11 - Quiz

Als je 2 zijdes weet en je wil de derde zijde berekenen, dan gebruik je
A
6 : Tan 15
B
tan - 1 (6/15)
C
Pyhtagoras
D
tan -1 (15 / 6)

Slide 12 - Quiz

Bereken zijde RT
A
2,645....
B
19
C
13
D
5

Slide 13 - Quiz

tangens van een hoek =
A
B
C

Slide 14 - Quiz

Wat is de tangens?
A
5:11
B
11:5
C
hoek M
D
hoek L

Slide 15 - Quiz

Bereken hoek B?
A
8
B
0,04
C
25
D
65

Slide 16 - Quiz

Bereken QR?
A
69,3
B
23,1
C
0,014
D
3523,6

Slide 17 - Quiz

Met welke twee zijden kun je de factor berekenen?
A
KL en LM
B
KL en KP
C
KM en KQ
D
KM en QK

Slide 18 - Quiz

De berekening om de factor
bij de vergroting hiernaast te
berekenen is:
A
1,2 x 3 = 3,6 Dus de factor is 3,6
B
1,2 : 3 = 0,4 Dus de factor is 0,4
C
3 : 1,2 = 2,5 Dus de factor is 2,5
D
1,2 x 2,5 = 3 Dus de factor is 2,5

Slide 19 - Quiz