Grammatica herhaling havo 3

Havo 3
donderdag 4-3-2020
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

Items in this lesson

Havo 3
donderdag 4-3-2020

Slide 1 - Slide

Vandaag
- herhalen grammatica
- bespreken toets
- spelling: 
  • meervoudsvormen
  • verkleinwoorden
  • samenstellingen met tussenletter en koppelteken

Slide 2 - Slide

De toets
Wat ging er goed?
Wat ging er minder goed?
Ging het lastiger of makkelijker op de pc?
Heb je goed geleerd?
Heb je goed geoefend?

Slide 3 - Slide

Het nut van grammatica

Slide 4 - Slide

werkwoordelijk vs naamwoordelijk
- Er is altijd maar ÉÉN gezegde in een zin!
- Je hebt dus niet een nwg en wwg in één zin!
  1.  pv zoeken 
  2. zinsdelen maken
  3. bepaal of je met een naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde te maken hebt!
    --> koppelwerkwoorden

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Voorbeelden uit de toets
De bankier was vroeger verzot op gouden munten van chocola.

Slide 7 - Slide

Wat is de persoonsvorm?
De bankier was vroeger verzot op gouden munten van chocola.

A
de bankier
B
was
C
verzot
D
was verzot op

Slide 8 - Quiz

1. Verdeel de zin in zinsdelen.

Gebruik de zinsdelenproef --> alles wat je, in dezelfde woordvolgorde en tegelijk, voor de persoonsvorm kunt plaatsen, hoort bij elkaar. Deze woorden vormen samen een zinsdeel.

Slide 9 - Slide

De bankier | was | vroeger | verzot |op gouden munten van chocola. 
- Vroeger / was / de bankier / verzot / op gouden munten van chocola.
- Verzot / was / de bankier / vroeger / op gouden munten van chocola.
- Op gouden munten van chocola / was /  de bankier / vroeger / verzot.


Slide 10 - Slide

De bankier | was | vroeger | verzot |op gouden munten van chocola.
Wat is het gezegde?
A
was
B
de bankier
C
was verzot
D
was verzot op gouden munten van chocola

Slide 11 - Quiz

De bankier | was | vroeger | verzot |op gouden munten van chocola.
Wat voor gezegde is dit?
A
naamwoordelijk
B
werkwoordelijk

Slide 12 - Quiz

De bankier | was | vroeger | verzot |op gouden munten van chocola.
Wat is het onderwerp?
A
vroeger
B
verzot op gouden munten van chocola
C
de bankier
D
bankier

Slide 13 - Quiz

De bankier | was | vroeger | verzot |op gouden munten van chocola.
Wat is het lijdend voorwerp?
A
de bankier
B
gouden munten van chocola
C
vroeger
D
Er is geen lijdend voorwerp.

Slide 14 - Quiz

De bankier | was | vroeger | verzot |op gouden munten van chocola.
Wat is het meewerkend voorwerp?
A
de bankier
B
vroeger
C
verzot
D
Geen meewerkend voorwerp aanwezig.

Slide 15 - Quiz

De bankier | was | vroeger | verzot |op gouden munten van chocola.
Wat is het voorzetselvoorwerp in de zin?
A
verzot op
B
verzot zijn op
C
op gouden munten
D
op gouden munten van chocola

Slide 16 - Quiz

De bankier | was | vroeger | verzot |op gouden munten van chocola.
Wat is/zijn de bijwoordelijke bepaling(en)?
A
Er is geen bijwoordelijke bepaling in de zin.
B
van chocola
C
gouden
D
vroeger

Slide 17 - Quiz

Een zin heeft altijd maar één  onderwerp, één persoonsvorm, één gezegde, één lijdend voorwerp, één meewerkend voorwerp en één voorzetselvoorwerp.

Een zin kan wel meerdere bijwoordelijke bepalingen hebben.

Slide 18 - Slide

Dinsdag 9-3-2021
havo 3

Slide 19 - Slide

Vandaag
- herhaling vorige les grammatica zinsdelen.
- spelling meervoudsvormen
- toetsen aankomende tijd
- huiswerk

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Link

Slide 23 - Video

Slide 24 - Link

Slide 25 - Video

Slide 26 - Link

Slide 27 - Video

Slide 28 - Link

Slide 29 - Video

Slide 30 - Video

Slide 31 - Video

Slide 32 - Link

Toetsen
Inhaaltoets zinsdelen 9 maart
boek/film-opdracht 18 maart
Toets spelling 25 maart

Slide 33 - Slide

Afsluiting
Huiswerk via onlinenederlands.nl:
maken oefening 13 t/m 16 alle meervoudsvormen 
verkleinwoorden oefening 4 en 5
alle samenstellingen oefening 1 t/m 3
inleveren via som/teams



Slide 34 - Slide