26-09, herhaling + uitleg hoofdstuk 1

1 / 26
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Planning
Lesuur 3:
  • Huiswerk bespreken;
  • Herhaling vorige les;
  • Verdere uitleg paragraaf 1.1;

Lesuur 4:
  • Film (met kijkvragen);
  • zelfstandig werken.

Slide 2 - Slide

Huiswerk bespreken
Gemaakte opdrachten zijn vraag 2,4,5,6 en 7.

Slide 3 - Slide

Vraag 2

Slide 4 - Slide

Vraag 4

Slide 5 - Slide

Vraag 5

Slide 6 - Slide

Vraag 6

Slide 7 - Slide

Vraag  7

Slide 8 - Slide

Welke oorzaken had de agrarische revolutie?
A
Nieuwe landbouwapparaten
B
Hervormingen van stukken grond
C
Nieuwe gewassen
D
A, B en C zijn alledrie correct

Slide 9 - Quiz

Wat houdt een demografische revolutie in?
A
Meer mensen gaan verhuizen naar de stad
B
Grote bevolkingsgroei
C
Grote hoeveelheid mensen gaat verhuizen
D
Meer mensen doen aan landbouw

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Wat zie je op het plaatje?
A
De schietspoel
B
De spinning jenny
C
Spinnenwiel
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist

Slide 12 - Quiz

Van spierkracht naar waterkracht
  • Ondanks Spinning Jenny, weven nog steeds langzaam.
  • Daarom weefgetouw dat je kon koppelen aan een waterrad: het waterframe.
  • Omdat het waterframe groot was én omdat het stromend water nodig had, werd het geplaatst in gebouwen die daarvoor geschikt waren: de eerste fabrieken. 
  •  

Slide 13 - Slide

Wat is een nadeel van machines op waterkracht?

Slide 14 - Open question

Van waterkracht naar stoomkracht
  • Waterframe --> altijd water nodig (niet handig in de zomer).
  • Zodoende werkten uitvinders aan een andere oplossing. Deze oplossing  was stoomkracht.  
  • Door de verbetering die James Watt in 1776 aan de stoommachine toevoegde kon stoomkracht voortaan worden ingezet bij het weven. En bij vervoer.  Machines konden nu zelf bewegen, zolang er maar stoom was...

Slide 15 - Slide

Slechte arbeidsomstandigheden
  • Doel fabrikanten: zo snel en zo veel mogelijk winst maken.
  • Zodoende wilden ze de kosten laag houden. 
  • Overschot aan arbeiders --> fabrikanten kunnen arbeiders lang en hard laten werken voor weinig geld.
  • Als het je niet beviel zocht je maar iets anders, voor jou 10 anderen!
  • Het hele gezin (ook de kinderen) werkte in de fabriek.
  • Ziek = geen werk, geen werk = geen geld!

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Welke regels en wetten hebben wij tegenwoordig om slechte arbeidsomstandigheden te voorkomen?

Slide 18 - Open question

Industriesteden
  • Door stoommachines konden fabriek overal staan.
  • Omdat arbeiders vooral lopend naar het werk gingen moesten de fabrieken in de buurt van arbeiders gebouwd worden.
  • De dorpen in de buurt van de fabriek groeiden uit tot steden.
  • Mensen trokken massaal van het platteland naar de steden op zoek naar werk . Deze trek van het platteland naar de stad heet urbanisatie.


Slide 19 - Slide

Wonen in drukke steden
  • Wijken in de omgeving van fabrieken snel gebouwd.
  • De huizen waren te klein, te koud,  te vochtig. 
  • De stad was daardoor vies, onveilig, overbevolkt, smerig en ongezond.

  • Voor de arbeiders een probleem omdat ze ongezond waren en een troosteloos leven leidden.
  • Voor fabrikanten lastig want de arbeiders waren vaker ziek dan handig was...

Slide 20 - Slide

Planning
Lesuur 3:
  • Huiswerk bespreken;
  • Herhaling vorige les;
  • Verdere uitleg paragraaf 1.1;

Lesuur 4:
  • Film (met kijkvragen);
  • zelfstandig werken.

Slide 21 - Slide

Kijkvraag
  • Welke uitvindingen maken het proces  van kleding maken sneller? 
  • Welk positief gevolg heeft de komst van de fabrieken?
  • Welk negatief gevolg heeft de komst van de fabrieken?

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Kijkvraag
  • Welke uitvindingen maken het proces  van kleding maken sneller? 
  • Welk positief gevolg heeft de komst van de fabrieken?
  • Welk negatief gevolg heeft de komst van de fabrieken?

Slide 24 - Slide

Huiswerk 04-10 
  • Hoofdstuk 1: Vraag 8, 9, 10, 15, 16 en 19;
  • Huiswerk staat opgeschreven in je schrift!
  • Rest van de les aan werken;
  • Klaar? 

Slide 25 - Slide

Hoe zou jij onderstaand schema invullen?

  • Agrarische revolutie--> . . . . .--> . . . . .-->  Industriële revolutie

  • Agr. revolutie--> waterrad ---> stoommachine --> Indust. revolutie

Slide 26 - Slide