A-blauw: thema verliefd, adjectief

Welkom allemaal!

Nederlands/NT2

A-blauw
7-2-2022

1 / 35
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom allemaal!

Nederlands/NT2

A-blauw
7-2-2022

Slide 1 - Slide

Wat gaan we  doen/leren?

  • Nieuwe woorden
  • Adjectief
  • Zelfstandig werken
  • Raadspel

Slide 2 - Slide

Thema 5 Verliefd zijn
Dit thema gaat over verliefd zijn en verkering hebben.

Slide 3 - Slide

Nieuwe woorden

Slide 4 - Slide

maand = month
In welke maand ben je jarig?

Slide 5 - Slide

briefje = note

Slide 6 - Slide

appje
appen

Slide 7 - Slide

de schooltijden
  • hoe laat de school begint en hoe laat de school eindigt
  • zin: De les begint om half negen.
  • zin: De les eindigt om tien voor half drie.

Slide 8 - Slide

thuisblijven 
= staying at home


Als ik ziek ben, mag ik thuisblijven. 


Slide 9 - Slide

weleens = sometimes
Daar wil ik ook weleens op vakantie gaan!

Slide 10 - Slide

zo'n = such
`Ik heb niet zo’n mooi handschrift als jij.`


Slide 11 - Slide

Volgende week toets

- DISK thema 5 woordenlijst

- bijvoeglijk naamwoord/
adjectief

- werkwoorden




- Voltooide tijd/past perfect

- aanwijzend voornaamwoord 










Slide 12 - Slide

Adjectieven/bijvoeglijk nmw.
Geven extra informatie over een -de/ het of een- woord!
Met of zonder -e(n)?

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Wat zie je?
De auto is groot.                                  Het vliegtuig is snel.
De grote auto.                                       Het snelle vliegtuig.
Een grote auto.                                     Een snel vliegtuig
Deze/ die auto is groot.                    Dit/dat vliegtuig is snel.

De jongen is lief.                                   Het meisje is lief.
Een lieve jongen.                                  Een lief meisje.
Het vieze glas.                                        Een vies glas.             

Slide 15 - Slide

Hoofdregel 1
Staat het adjectief (A) achter het substantief (S), dan schrijf je altijd het basiswoord:

De pen is blauw.
De man is dik
Het bord is groot.
Het meisje is lief

Slide 16 - Slide

Hoofdregel 2
Staat het adjectief (A) voor het substantief (S), dan schrijf je meestal een -e achter het BN:

De blauwe pen.
De dikke man. --> let wel op -k
Het grote bord. --> let wel op -o
Het lieve meisje. --> let wel op f/v en s/z

Slide 17 - Slide

Uitzondering 1 (exception)
Staat er 'een' voor het A en is het S een het-woord?
Dan komt er geen -e achter het A:

Een blauwe pen.
Een dikke man.
Een groot bord
Een lief meisje

Slide 18 - Slide

Uitzondering 2 ( exception)
Gaat het A over een stof (=materiaal)? Schrijf dan bij 'oude' stoffen altijd -en achter het A. Bij nieuwe stoffen komt geen -e of -en achter het A.

Een gouden ring.               Een metalen buis.          Een nylon panty.
Een katoenen t-shirt.       Een aluminium buis.     Een leren bank
Een plastic tas.                   Een papieren tas.            Een eiken tafel

Slide 19 - Slide

even oefenen....

Slide 20 - Slide

Pak een wisbordje

Slide 21 - Slide

De schoenen zijn witte.
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quiz

Het lieve meisje.
A
goed
B
fout

Slide 23 - Quiz

Een lieve meisje.
A
goed
B
fout

Slide 24 - Quiz

De goude ring.
A
goed
B
fout

Slide 25 - Quiz

Een leuke klas.
A
goed
B
fout

Slide 26 - Quiz

oefenen....
voorbeeld:
Het schrift is klein.
Typ: Het kleine schrift. 

Slide 27 - Slide

Het gras is groen.

Slide 28 - Open question

De toets is moeilijk.

Slide 29 - Open question

De jongen is mooi.

Slide 30 - Open question

Het vliegtuig is groot.

Slide 31 - Open question

De taart is lekker.

Slide 32 - Open question

OPDRACHT: pak 10 dingen (van jezelf) en beschrijf ze met adjectieven

Slide 33 - Slide

Zelfstandig werken
taalschool of van a tot zin

Slide 34 - Slide

Taboe

Slide 35 - Slide