3 havo - toetsweek 2 - oefentoets 3

3 havo - toetsweek 2 - oefentoets 3



Kleine disclaimer... 
1. de echte toets bevat meer open vragen. Deze toets heeft meer meerkeuzevragen dan de echte toets. 
2. Deze toets bevat geen theorievragen, de echte toets wel. 
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

3 havo - toetsweek 2 - oefentoets 3



Kleine disclaimer... 
1. de echte toets bevat meer open vragen. Deze toets heeft meer meerkeuzevragen dan de echte toets. 
2. Deze toets bevat geen theorievragen, de echte toets wel. 

Slide 1 - Slide

zinnen begrenzen

Slide 2 - Slide

Hoe is deze zin opgebouwd?
De verpleger verdoofde de jongen voordat hij het gebroken been behandelde.
A
hz + bz
B
hz + hz
C
bz + hz
D
bz + bz

Slide 3 - Quiz

Hoe is deze zin opgebouwd?
De breuk is behoorlijk ernstig en de behandeling zal lang duren.
A
hz + bz
B
hz + hz
C
bz + hz
D
bz + bz

Slide 4 - Quiz

Is deze zin correct begrensd?

Omdat de Sint in het land is, mogen alle kinderen hun schoen zetten. Zodat ze chocola krijgen.
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quiz

Is deze zin correct begrensd?

Chocoladeletters zijn een traditionele lekkernij. Die je vaak in je schoen krijgt.
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

Is deze zin correct begrensd?

Het is best een schok voor kinderen als zij erachter komen dat hun ouders jarenlang voor Sint hebben gespeeld en hun schoen dus altijd hebben gevuld.
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quiz

samentrekking

Slide 8 - Slide

Wat is weggelaten?
De wind op Texel was stormachtig en konden de fietsers nauwelijks trotseren.

Slide 9 - Open question

Is er sprake van een voorwaartse of achterwaartse samentrekking?
De wind op Texel was stormachtig en konden de fietsers nauwelijks trotseren.
A
voorwaarts
B
achterwaarts

Slide 10 - Quiz

Op welk niveau is er samengetrokken?

De wind op Texel was stormachtig en konden de fietsers nauwelijks trotseren.
A
woordniveau
B
woordgroepsniveau
C
zinsniveau

Slide 11 - Quiz

Is de samentrekking correct?
De wind op Texel was stormachtig en konden de fietsers nauwelijks trotseren.
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

Wat is weggelaten?
Els trok gekke gezichten naar de voorbijgangers en zich niets aan van de waarschuwingen van haar moeder.

Slide 13 - Open question

Op welk niveau is er samengetrokken?

Els trok gekke gezichten naar de voorbijgangers en zich niets aan van de waarschuwingen van haar moeder.
A
woordniveau
B
woordgroepsniveau
C
zinsniveau

Slide 14 - Quiz

Is de samentrekking correct?
Els trok gekke gezichten naar de voorbijgangers en zich niets aan van de waarschuwingen van haar moeder.
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Wat is weggelaten?
De econoom heeft jaren gestudeerd, maar heeft daardoor nu wel een goedbetaalde baan!

Slide 16 - Open question

Is de samentrekking correct?
De econoom heeft jaren gestudeerd, maar heeft daardoor nu wel een goedbetaalde baan! .
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quiz

Wat is weggelaten?
In de etalage lag niet alleen sportkleding, maar ook volleyballen, rackets en hardlooplampjes.

Slide 18 - Open question

Is de samentrekking correct?
In de etalage lag niet alleen sportkleding, maar ook volleyballen, rackets en hardlooplampjes.
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

verwijswoorden

Slide 20 - Slide

beknopte bijzin

Slide 21 - Slide

Wat is de hoofdzin?
Om die scooter te kunnen kopen, zal je spaarsaldo nog flink moeten groeien.
A
Om die scooter te kunnen kopen,
B
zal je spaarsaldo nog flink moeten groeien.

Slide 22 - Quiz

Is de bijzin beknopt of niet?
Om die scooter te kunnen kopen, zal je spaarsaldo nog flink moeten groeien.
A
beknopt
B
niet beknopt

Slide 23 - Quiz

Wat is het onderwerp van de hoofdzin?
Om die scooter te kunnen kopen, zal je spaarsaldo nog flink moeten groeien.

Slide 24 - Open question

Kan dat onderwerp in de beknopte bijzin ook het onderwerp zijn?
Om die scooter te kunnen kopen, zal je spaarsaldo nog flink moeten groeien.
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quiz

Is deze bijzin dus correct of foutief beknopt?
Om die scooter te kunnen kopen, zal je spaarsaldo nog flink moeten groeien.
A
correct
B
foutief

Slide 26 - Quiz

Wat is de hoofdzin?
Wankelend onder de zware last bracht de sjouwer de zak cement naar boven.
A
Wankelend onder de zware last
B
bracht de sjouwer de zak cement naar boven.

Slide 27 - Quiz

Is de bijzin beknopt of niet?
Wankelend onder de zware last bracht de sjouwer de zak cement naar boven.
A
beknopt
B
niet beknopt

Slide 28 - Quiz

Wat is het onderwerp van de hoofdzin?
Wankelend onder de zware last bracht de sjouwer de zak cement naar boven.

Slide 29 - Open question

Kan dat onderwerp in de beknopte bijzin ook het onderwerp zijn?
Wankelend onder de zware last bracht de sjouwer de zak cement naar boven.
A
ja
B
nee

Slide 30 - Quiz

Is de zin dan correct beknopt?
Wankelend onder de zware last bracht de sjouwer de zak cement naar boven.
A
ja
B
nee

Slide 31 - Quiz

Wat is de hoofdzin?
Om vroeg op vakantie te kunnen gaan, vertrok de helikopter van de president al om 7 uur.
A
Om vroeg op vakantie te kunnen gaan
B
vertrok de helikopter van de president al om 7 uur.

Slide 32 - Quiz

Is de bijzin beknopt of niet?
Om vroeg op vakantie te kunnen gaan, vertrok de helikopter van de president al om 7 uur.
A
ja
B
nee

Slide 33 - Quiz

Wat is het onderwerp van de hoofdzin?
Om vroeg op vakantie te kunnen gaan, vertrok de helikopter van de president al om 7 uur.

Slide 34 - Open question

Kan dat onderwerp in de beknopte bijzin ook het onderwerp zijn?
Om vroeg op vakantie te kunnen gaan, vertrok de helikopter van de president al om 7 uur.
A
ja
B
nee

Slide 35 - Quiz

Kan dat onderwerp in de beknopte bijzin ook het onderwerp zijn?
Om vroeg op vakantie te kunnen gaan, vertrok de helikopter van de president al om 7 uur.
A
ja
B
nee

Slide 36 - Quiz

Wat is de hoofdzin?
Nadat hij een half uur in het bushokje had gewacht, kwam de bus er eindelijk aan.
A
Nadat hij een half uur in het bushokje had gewacht,
B
kwam de bus er eindelijk aan.

Slide 37 - Quiz

Is de bijzin beknopt of niet?
Nadat hij een half uur in het bushokje had gewacht, kwam de bus er eindelijk aan.
A
ja
B
nee

Slide 38 - Quiz