04. H5 par 4 Budgetteren

H5 Rondkomen
5.4: Budgetteren
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H5 Rondkomen
5.4: Budgetteren

Slide 1 - Slide

Vandaag
Huiswerk bespreken
Hoofdstuk 5 paragraaf 4
Vragen beantwoorden
Huiswerk

Slide 2 - Slide

Huiswerk
Leren en maken Hoofdstuk 5 paragraaf 1+2+3

Vraag van 5.1 + 5.2 om vragen te resetten 
of 
vraag om hulp!



Slide 3 - Slide

Opdracht 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Voorbeeld:
Jacko krijgt €15 zakgeld per week. Hoeveel krijgt hij per maand?
  • Eerst naar jaar!
  • Dan naar maand
  • 15 x 52 = 780
  • 780 : 12 = 65
  • Jacko krijgt €65 per maand zakgeld

Slide 6 - Slide

Voorbeeld:
Jarno verdient €130 per maand. Hoeveel verdient hij per week?
  • Eerst naar jaar!
  • Dan naar week
  • 130 x 12 = 1560
  • 1560 : 52 = 30
  • Jarno verdient €30 per week

Slide 7 - Slide

budget: opdracht  7 + 8
timer
1:00

Slide 8 - Slide

Doel 5.4:
  • B: Ik kan uitleggen hoe je inkomsten en uitgaven op elkaar af kunt stemmen.
  • KT: Ik kan aangeven hoe je door budgetteren financiële problemen aan kunt pakken.
  • KT: Ik kan aangeven hoe je door budgetteren financiële problemen kunt voorkomen.

Slide 9 - Slide

Budgetteren
Budget = vast bedrag wat beschikbaar is voor deze uitgaven.

Het budget wordt
vastgesteld op 
basis van je inkomen.


Slide 10 - Slide

Begroting & budgetteren
Begroting
Een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode.
Budgetteren
Inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen.

Slide 11 - Slide

Als je niet uitkomt met je geld..
 - goedkoper inkopen
- minder inkopen
- aankoop uitstellen

Slide 12 - Slide

Bezuinigen
Als je niet uitkomt met je uitgaven (je geeft meer uit dan er binnen komt)
moet je bezuinigen.
Het is lastig om op vaste lasten te bezuinigen. Die heb je vaak voor een lange tijd vast staan. Je moet prioriteiten stellen! 

Wat is belangrijk en wat kan je missen?

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video


Antwoord lesdoel(en)

Slide 15 - Open question

Huiswerk 27-2
B: Leren en maken Hoofdstuk 5 paragraaf 4
KT: Leren en maken Hoofdstuk 5 paragraaf 4

= Vraag om te resetten 
of vraag om hulp!



Slide 16 - Slide

Nabespreking
Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?

Slide 17 - Slide

Hoofdstuk 5: Rondkomen
5.3 Geen tekorten meer / 5.3 Sparen en interen
5.4 Budgetteren

Slide 18 - Slide

programma
Herhalen  paragraaf 2 vast en incidenteel
huiswerk bespreken paragraaf 2 en rekentrainer 2
Uitleg en maken paragraaf 3 Sparen en interen
huiswerk paragraaf 3 en rekentrainer 3

Slide 19 - Slide

Terugblik les 5.2

Slide 20 - Slide

timer
0:30
vorige les

Slide 21 - Mind map

Leerdoelen 5.2

  • Ik weet wat vaste lasten zijn
  • Ik kan voorbeelden geven van vaste lasten
  • Ik weet wat incidentele uitgaven zijn
  • Ik kan voorbeelden geven van incidentele uitgaven
  • Ik weet wat een automatisch incasso is
  • Ik weet wat duurzame gebruiksgoederen zijn

Slide 22 - Slide

uitgaven
  • Vaste lasten = uitgaven die steeds terug komen en bijna altijd even hoog zijn


  • Incidentele lasten = uitgave die je af en toe doet.

Slide 23 - Slide

Incidentele uitgaven
Zijn uitgaven die je niet zo vaak doet, of waarvoor je moet sparen. 

Onverwacht en onregelmatig. Het is verstandig om er geld voor te reserveren/sparen.

Voorbeelden: reparatie van de koelkast of auto, een winterjas, een verre reis of een verkeersboete.

Slide 24 - Slide

Duurzame goederen
Duurzame consumtiegoederen zijn gebruiksgoederen die meestal lang mee gaan. De levensduur is lang, maar de gebruiksduur is beperkt. De gebruiksduur is dus korter dan de levensduur.


Slide 25 - Slide

Welke soorten uitgaven kun je onderscheiden?
A
Huishoudelijke uitgaven en vaste lasten
B
Dagelijkse lasten en vaste huishoudelijke uitgaven
C
Incidentele, huishoudelijke uitgaven, vaste Lasten
D
Kleine en grote uitgaven

Slide 26 - Quiz

Tot welke groep uitgaven behoort je abonnementskosten van je telefoon?
A
Totale uitgaven
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Vaste lasten
D
Incidentele uitgaven

Slide 27 - Quiz

Huishoudelijke uitgaven
Incidentele uitgaven
Vaste uitgaven
Persoonlijke uitgaven
Koelkast
Fristi
Gas/water/licht
Kleding
Kapper
Auto
Abonnement
Wasmiddel

Slide 28 - Drag question