5.1 en 5.2 markt km2a

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 2

5.1 en 5.2 markt km2a

Welk begrip past bij de volgende omschrijving?
Alles wat bedrijven doen om hun product te verkopen.

De woningmarkt bestaat uit:

1. huurwoningen
2. koopwoningen
3. huur- en koopwoningen
4. geen van de antwoorden

Wat is de woningmarkt ?

1. De vraag naar woningen
2. De totale vraag naar woningen en het totale aanbod van woningen
3. Het totale aanbod van woningen
4. De vraag naar koopwoningen en het aanbod van huurwoningen

Wat gebeurd er NIET op een weekmarkt?

1. Handelaren bieden hun goederen aan
2. Er wordt (lekkere) kibbeling verkocht
3. Consumenten kopen goederen
4. Huizen worden aangeboden

Bij werkloosheid is de vraag naar arbeid ..... dan het aanbod ervan.

Werkgevers die werknemers nodig hebben hoor bij de ... op de arbeidsmarkt.

Werkloze werknemers horen bij ... op de arbeidsmarkt. 

kleiner

groter

de vraag

het aanbod

de vraag

het aanbod

Het aanbod

Aanbod

Vraag

Sleep naar de juiste definitie

Vraagoverschot

Aanbodoverschot

Er is meer aanbod dan vraag

Er is meer vraag dan aanbod

Sleep de woorden naar de juiste plek in de tekst en controleer je antwoord.

Vraag en aanbod samenvatting

Voor het aanbod van een product geldt: Als de prijs van een product stijgt, zal het aanbod van het product _______.

Van een product waarvan de prijs wordt bepaald door vraag en aanbod is de (ver)koopprijs de _______.

toenemen

evenwichtsprijs

producenten

afnemen

concurrentie

Consumenten

Vraag naar Arbeid

Aanbod van arbeid

Brutowinstopslag wordt ook wel brutowinstmarge of..... genoemd. wat voor begrip zoeken we?

Brutowinst

Nettowinst

Inkoopprijs

Omzet

Prijs die door een winkel wordt betaald.

Het bedrag wat de winkel ontvangt

verkoopprijs - inkoopprijs

brutowinst - kosten

De prijs die de winkelier voor de producten betaalt

Het bedrag dat de eigenaar bij de inkoopprijs optelt, zodat hij winst maakt op het product.

brutowinstopslag + inkoopprijs

Afzet x verkoopprijs

Inkoopprijs

Brutowinstopslag

Verkoopprijs = 

Omzet

Een fiets heeft een verkoopprijs van €895. De brutowinstopslag is 35%. Bereken de verkoopprijs

Verkoopprijs is € 11.200. De brutowinst is 40 % van de verkoopprijs. Bereken de inkoopprijs

De fiets die je hebt gekregen, kostte 620 euro. de eigenaar van de fietsenwinkel kocht dezelfde fiets voor 400 euro bij de groothandel. Hoeveel was de brutowinst in euro's?

Je bent eigenaar van een webshop en je verkoopt een trainingspak voor 39,60. je inkoopprijs is 22 euro. hoeveel is de brutowinst in euro's?