H6 p1.2

Europese Unie
Programma:

Herhaling
Deel 2 paragraaf 1
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Europese Unie
Programma:

Herhaling
Deel 2 paragraaf 1

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Nederlanders houden graag vakantie in het buitenland. Als ze met een buitenlandse vliegmaatschappij reizen dan is er sprake van:
A
export van goederen.
B
export van diensten.
C
import van goederen.
D
import van diensten.

Slide 3 - Quiz

Als wij iets verkopen naar het buitenland noem je dat:
A
Importeren
B
Exporteren
C
internationale handel
D
verkopen

Slide 4 - Quiz

Als je in Duitsland naar de kapper gaat is dat:
A
Importeren
B
Exporteren

Slide 5 - Quiz

Veel handelen met het buitenland heet:
A
open economie
B
gesloten economie
C
internationale economie
D
nationale economie

Slide 6 - Quiz

Hoeveel landen heeft de EU?

Slide 7 - Open question

0

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

Globalisering
Europese Unie (EU) = Interne markt
EU is veel vrijhandel --> Er wordt geruild over de hele wereld. 


Slide 10 - Slide

Kenmerken van de Europese Unie
  • gemeenschappelijke regels in de verschillende landen
  • vrijhandel (de EU heeft een interne markt)

Er is vrij verkeer van:
  • goederen (vrijhandel)
  • diensten (vrijhandel)
  • personen (je mag in elk EU land wonen, werken en studeren)
  • kapitaal (je kunt geld op een rekening in een ander EU-land zetten)

Slide 11 - Slide

Protectie
Bescherming van de eigen economie
1) Invoerrechten --> Belasting op producten van buiten de EU. Men wordt zo gestimuleerd het in de EU te kopen, zodat daar de groei is
2) Exportsubsidie --> Bedrijven stimuleren te exporteren door hen subsidie te geven bij export. 

Slide 12 - Slide

Schaalvoordelen
Door grotere afzetmarkt gaat de productie omhoog

Op grote schaal produceren brengt voordelen met zich mee: vaste kosten kunnen over grote productie worden verspreidt. Daardoor dalen de kosten en wordt er efficiënter geproduceerd. 

Slide 13 - Slide

Opdrachten 
hoofdstuk 6, paragraaf 1, vraag 7 t/m 13

Slide 14 - Slide