This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Quiz.
Wat weet jij na een jaar Duits nu (nog niet:)
over Duitsland?
Slide 1 - Slide
Hoeveel buurlanden heeft Duitsland?
A
4
B
5
C
11
D
9
Slide 2 - Quiz
Wat is de hoofdstad van Duitsland?
A
Köln
B
Hamburg
C
Berlin
D
München
Slide 3 - Quiz
Hoe heet de snelweg in het Duits?
A
Autobahn
B
Schnellweg
C
Fahrbahn
Slide 4 - Quiz
Hoe heet deze mevrouw?
A
Marine Le Pen
B
Angela Merkel
C
Alberta Braun
Slide 5 - Quiz
Van boven naar beneden is de Duitse vlag:
A
Zwart – goud - rood
B
Zwart – rood - goud
C
Goud – rood - zwart
D
Rood – zwart - goud
Slide 6 - Quiz
Duitsland is niet ingedeeld in provincies, maar in deelstaten. Hoeveel deelstaten heeft Duitsland?
A
11
B
16
C
20
Slide 7 - Quiz
Hoeveel inwoners heeft Duitsland?
A
Ongeveer 10 miljoen
B
Ongeveer 40 miljoen
C
Ongeveer 80 miljoen
D
Ongeveer 150 miljoen
Slide 8 - Quiz
Oktoberfest is ………..
A
een soort Koniginnedag in heel Duitsland
B
een groot volksfeest in München.
C
een bekende carnavalsoptocht in Keulen
D
een schoolfeest
Slide 9 - Quiz
Aan welke twee zeeën grenst Duitsland?
A
Oostzee en rode zee
B
Oostzee en Atlantische oceaan
C
Noordzee en Atlantische oceaan
D
Noordzee en Oostzee
Slide 10 - Quiz
Met welke munt betaalde men vroeger in Duitsland (voor de euro dus)?
A
Mark
B
Frank
C
Pond
D
Schilling
Slide 11 - Quiz
Wat zei de Amerikaanse President J.F. Kennedy? Ich bin ein ………?
A
Frankfurter
B
Berliner
C
Hamburger
D
Wiener
Slide 12 - Quiz
stopwatch
00:00
Welke 3 winkelketens zijn van oorsprong Duits?
(Sleep je antwoorden hierheen)
Slide 13 - Drag question
Wat is geen Duitse automerk?
A
Audi
B
Porsche
C
Volkswagen
D
KIA
Slide 14 - Quiz
Welke rivier is de langste rivier van Duitsland?
A
Donau
B
Weser
C
Rhein
D
Waal
Slide 15 - Quiz
Duits is de meest gesproken taal in Europa. Dat mensen in Zwitserland en Oostenrijk Duits praten, weet iedereen. Maar waar wordt het nog meer als moedertaal gesproken?
A
In Italië, België en Luxemburg
B
In Denemarken,
Liechtenstein en
Italië
C
In Zweden, Spanje en Luxemburg
Slide 16 - Quiz
Als je heel verbaasd bent, waar hoor je het dan donderen (spreekwoord)?
A
Köln
B
Düsseldorf
C
Hamburg
D
München
Slide 17 - Quiz
Welke 2 musea vind je in Keulen vlak naast elkaar?
A
Het van Gogh museum en het Rijksmuseum
B
Het Chocolademuseum en het Sportmuseum
C
Das Kunsthaus en het Voralberg Museum
Slide 18 - Quiz
Wat is het hoogste cijfer dat je in Duitsland op school kunt halen?
A
6
B
1
C
10
Slide 19 - Quiz
Een Duitse jongere spreekt zijn eigen oma aan met …
A
du (jij)
B
Sie (u)
Slide 20 - Quiz
Als jarige in Duitsland wordt je
A
niet gefeliciteerd
B
als enige gefeliciteerd
C
samen met je ouders gefeliciteerd
D
samen met de hele familie gefeliciteerd
Slide 21 - Quiz
Wat krijg je als je in Duitsland een Frikadelle bestelt?
A
een braadworst met saus
B
een soort gehaktbal
C
een broodje kroket
D
een frikandel met mayo curry en uitjes
Slide 22 - Quiz
'bellen' betekent in het Duits ...........
A
blaffen
B
roepen
C
schreeuwen
D
huilen
Slide 23 - Quiz
Welk van de volgende woorden betekent in het Duits niet hetzelfde als in het Nederlands?
A
het meer / das Meer
B
echt / echt
C
de angst / die Angst
Slide 24 - Quiz
Je krijgt nu drie open vragen.
Het zijn drie woorden, die in het Duits en het Nederlands hetzelfde klinken, maar een verschillende betekenis hebben. Per goed antwoord krijg je een punt.