5.3 Het zenuwstelsel

5.3 Het zenuwstelsel
1 / 41
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

5.3 Het zenuwstelsel

Slide 1 - Slide

This item has no instructions


WAT
* lezen 5.3 en 5.4, maken + nakijken      
** testjezelf 5.3 en 5.4
** groene context opgaven 5.3 en 5.4
*** examenopgaven T4
HOE
individueel
in stilte


HULP NODIG
  1. kijk in de tekst in je basisstof
  2. schrijf je vraag op, vraag na afloop of tijdens een R-les aan je docent
  3. vinger omhoog zodra docent langs je tafeltje loopt
actie - IN STILTE
timer
15:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
5.3.1 Je kunt de bouw, functies en werking van de verschillende delen van het zenuwstelsel beschrijven.
5.3.2 Je kunt de bouw en signaalverwerking van de verschillende typen zenuwcellen beschrijven.
5.3.3 Je kunt de bouw, functies en werking van de hersenen en het ruggenmerg beschrijven.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Het hormoon dat het lichaam snel tot grote activiteit kan aanzetten (bijv. vluchten) wordt geproduceerd door:
A
bijnieren
B
schildklier
C
hypofyse
D
alvleesklier

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Zenuwstelsel op basis van bouw
  • centraal zenuwstelsel:
       - grote hersenen
       - kleine hersenen
       - hersenstam
       - ruggenmerg
  • perifere zenuwstelsel:
       - zenuwen: deze verbinden alle delen van 
          het hele lichaam aan het centraal 
          zenuwstelsel

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Autonoom zenuwstelsel
onbewust, inwendige organen

Animaal zenuwstelsel
bewust, skeletspieren
Zenuwstelsel op basis van functie

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Autonome en animale zenuwstelsel
Op basis van functie
  • animale = bewuste bewegingen skeletspieren  + reflexen
  • autonome = onbewust hartslagfrequentie, ademhalingsfrequentie, werking spijsverteringsorganen, verwijding vernauwing van bloedvaten

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Het zenuwstelsel ingedeeld op functie:
Autonome zenuwstelsel
Animale zenuwstelsel
-Orthosympatisch
-Parasympatisch

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Prikkel en impulsen
  • Zintuigcellen (receptoren) vangen prikkels op en zetten deze om in impulsen.
  • Prikkel: een invloed uit het milieu op een organisme.
  • Impuls: een soort elektrisch signaal dat via zenuwcellen wordt verstuurd.
  • Zenuwcellen (conductoren) geleiden impulsen naar het centrale zenuwstelsel, verwerken deze in het centrale zenuwstelsel en geleiden impulsen vanaf het centrale zenuwstelsel.
  • Spieren of klieren (effectoren) reageren op impulsen die afkomstig zijn van het CZS
  • Spieren reageren op impulsen door samen te trekken of te ontspannen en klieren door stoffen af te scheiden

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Verschillende prikkels
Zintuigen zetten prikkels (verandering in omgeving) 
om in impulsen. 

Prikkels zijn niet altijd even sterk, hoe gaat je zenuwstelsel daar mee om?
  • licht 
  • geur
  • kleur
  • kouder of warmer
  • structuur
  • lichte druk
  • harde druk

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Signaalverwerking sv
waarbij:
  • zintuigcellen prikkels (signalen) opvangen uit het milieu en deze omzetten in impulsen;
  • zenuwcellen de impulsen naar het centrale zenuwstelsel geleiden en van het centrale zenuwstelsel naar spieren en klieren;
  • spieren reageren op impulsen door samen te trekken of te ontspannen en klieren reageren op impulsen door stoffen af te scheiden.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Bouw zenuwcel
(Binas 88A)
In de basis is elke zenuwcel gelijk: cellichaam + 2 soorten uitlopers:

  • In het cellichaam bevinden zich de celkern en alle organellen
  • uitloper: dendrieten
  • uitloper: axon

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Bouw zenuwcel (Binas 88A)
Zenuwcellen kunnen impulsen ontvangen en doorgeven. 
  • Een uitloper van een zenuwcel die impulsen ontvangt en naar het cellichaam toe geleid = dendriet.
  • Een uitloper die impulsen van het cellichaam af geleidt =  axon.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Link

This item has no instructions

Myelineschede
  • isolerende laag rondom uitloper
  • bestaan uit de cellen van Schwann
  • functie:  50 x snellere impulsgeleiding


Slide 15 - Slide

This item has no instructions

De synaps
De synaps is: de ruimte tussen axon en dendriet

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Synaps
Aan het einde van axonen 

Dit is de plek waar een impuls van de ene cel kan worden doorgegeven aan de volgende cel.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Plaats waar impuls wordt overgedragen noem je een synaps

In een synaps wordt 
doormiddel van 
neurotransmitters de 
impuls doorgegeven

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

synaps 
overdracht door neurotransmitters

Slide 19 - Slide

Zie Binas 88D en E

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

  1. gevoelszenuwcel
  2. schakelcel
  3. bewegingszenuwcel

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

3 typen zenuwcellen
  • Gevoelszenuwcellen (sensorische zenuwcellen)
    - geleiden impulsen van zintuigcellen naar het centrale zenuwstelsel.
    - cellichamen van de meeste gevoelszenuwcellen  vlak bij het centrale zenuwstelsel.
    - één lange dendriet en één kort axon.
  • Schakelcellen
    - geleiden impulsen binnen het centrale zenuwstelsel
    - liggen geheel binnen het centrale zenuwstelsel.
  • Bewegingszenuwcellen (motorische zenuwcellen)
    - geleiden impulsen van het centrale zenuwstelsel naar spieren en klieren.
    - cellichamen liggen in het centrale zenuwstelsel.
    - meerdere korte dendrieten en één lang axon naar een spier of klier. 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

3 typen zenuwen
  • gevoelszenuwen
  • bewegingszenuwen en 
  • gemengde zenuwen. 

De uitlopers van zenuwcellen liggen bij elkaar in zenuwen. De myelineschede isoleert axonen in een zenuw van elkaar. Om een zenuw heen ligt een laag bindweefsel

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Bouw hersenen

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Anatomie grote hersenen 
  • Twee helften
  • Verbonden met de hersenbalk
  • Schors en merg

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

De grote hersenen: hersencentra

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

De hersenstam
  • Verlengde van het ruggenmerg
  • Geleiden impulsen van en naar de grote en kleine hersenen
  • De impulsbanen kruisen elkaar hier.
  • belangrijke lichaamsfuncties regelen, zoals het hartritme, de snelheid waarmee je ademhaalt en de bloeddruk. 

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

ruggenmerg

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

WITTE STOF

Uitlopers van schakelcellen

Ruggenmerg: in het midden
Hersenen: in de schors
GRIJZE STOF 
Cellichamen van schakelcellen
en bewegingszenuwcel

Ruggenmerg: in het midden
Hersenen: in de schors

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Zintuig = Receptor
Spier = effector
Centraal zenuwstelsel
Motorische zenuwcel
Sensorische zenuwcel

Slide 39 - Drag question

This item has no instructions

Centrale zenuwstelsel
Perifeer zenuwstelsel
Grote hersenen
Hersenstam
Hersenzenuw
Ruggenmergzenuw
Kleine hersenen

Slide 40 - Drag question

This item has no instructions

Opdrachten nakijken
5.3    Het zenuwstelsel
Opdracht 22 t/m 32

Slide 41 - Slide

This item has no instructions