Signaalwoorden

KWT
Lezen
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

KWT
Lezen

Slide 1 - Slide

Verveling

Rick was alleen thuis, maar hij verveelde zich. Hij wilde afspreken met vrienden, maar al zijn vrienden waren op vakantie. Hij wilde naar het park, maar het regende. Hij trok zijn jas aan, maar die was nat. Hij zocht zijn paraplu, maar die was kwijt. Hij besloot zonder te gaan, maar de wind was te sterk. Hij bleef thuis, maar hij verveelde zich. Hij zette de tv aan, maar er was niets leuks op. Hij pakte een boek, maar hij kon zich niet concentreren. Hij keek naar buiten, maar de regen stopte nog steeds niet.

Slide 2 - Slide

Wat valt je op aan het verhaal?

Slide 3 - Open question

Verveling
Rick was alleen thuis, maar hij verveelde zich. Hij wou afspreken met vrienden, maar al zijn vrienden waren op vakantie. Hij wilde naar het park, maar het regende. Hij trok zijn jas aan, maar die was nat. Hij zocht zijn paraplu, maar die was kwijt. Hij besloot zonder te gaan, maar de wind was te sterk. Hij bleef thuis, maar hij verveelde zich. Hij zette de tv aan, maar er was niets leuks op. Hij pakte een boek, maar hij kon zich niet concentreren. Hij keek naar buiten, maar de regen stopte nog steeds niet.

Slide 4 - Slide

Signaalwoorden
  • Verbanden tussen alinea's of zinnen
  • Het geeft aan hoe de tekst is opgebouwd
  • Verduidelijkt de tekst
  • Voorbeeld:
    Ik ga elk weekend wielrennen. Met harde regen fiets ik niet.
    Ik ga elk weekend wielrennen, behalve als het hard regent.

Slide 5 - Slide

Signaalwoorden

Slide 6 - Mind map

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Welk signaalwoord pas in deze zin?

Slide 10 - Slide

Dierendag is leuk voor dieren, ....... ze worden extra verwend.
A
want
B
dus
C
daarom
D
en

Slide 11 - Quiz

De meeste dieren krijgen cadeautjes, ....... sommige dieren hebben dat geluk niet.
A
want
B
en
C
toen
D
maar

Slide 12 - Quiz

Welk verband geeft het signaalwoord aan?

Slide 13 - Slide

Ze moest gisteren huilen omdat ze van haar fiets was gevallen.
A
Voorbeeld
B
Samenvatting
C
Opsomming
D
Reden

Slide 14 - Quiz

De stoel, de gieter en de muur zijn allemaal groen.
A
Samenvatting
B
Voorbeeld
C
Conclusie
D
Opsomming

Slide 15 - Quiz