Rick was alleen thuis, maar hij verveelde zich. Hij wou afspreken met vrienden, maar al zijn vrienden waren op vakantie. Hij wilde naar het park, maar het regende. Hij trok zijn jas aan, maar die was nat. Hij zocht zijn paraplu, maar die was kwijt. Hij besloot zonder te gaan, maar de wind was te sterk. Hij bleef thuis, maar hij verveelde zich. Hij zette de tv aan, maar er was niets leuks op. Hij pakte een boek, maar hij kon zich niet concentreren. Hij keek naar buiten, maar de regen stopte nog steeds niet.