H5.8 woordsoorten AV VRV

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

BESTAL!

Boeken Etui Schrift Takenklapper Agenda Leesboek

Lees in je leesboek. 

Boek vergeten?

Lees dan een stukje fictie of gedicht

uit het leerwerkboek.

Weekplanning

GRAMMATICA WOORDSOORTEN 5.8

IN DEZE PARAGRAAF LEER JE:

• de woordsoorten aanwijzend voornaam-woord (av) en vragend voornaamwoord (vrv)

DEZE WEEK:

1. De paragrafen t/m 5.7 af en nagekeken

2. Uitleg over het av en vrv

3. De weektaak maken: 5.8 - woordsoorten

                                             , zie werkschema

AANWIJZEND VOORNAAMWOORD - AV       

Een AV wijst een mens, dier of een ding aan. Een AV hoort dus bij een ZN.

Aanwijzend voornaamwoorden zijn: deze, die, dat, dit, zulk(e), zo'n, dergelijk(e)

Bij de-woorden gebruik je deze (hier) of die (daar)    

                                                       Ik pak deze tak voor die hut.

Bij het-woorden gebruik je dit (hier) of dat (daar)   

                                                       Ik leg dit pak op dat aanrecht.

BLZ. 130

AANWIJZEND VOORNAAMWOORD - AV      

Een AV staat voor een zelfstandig naamwoord en alleen. 

  - Als het AV alleen staat, moet je het ZN erbij kunnen denken.

BLZ. 130

VRAGEND VOORNAAMWOORD - VRV

Een VRV vraagt naar personen, dieren of dingen. 

Er zijn vier VRV-en, namelijk: wie, wat, welk(e), wat voor (een)

Een VRV staat meestal aan het begin van de zin,

 maar dat hoeft niet:

    Wat voor rekenmachine heb jij gekocht?

    Hij vroeg wie van ons dat gedaan heeft.

VRAGEND VOORNAAMWOORD - VRV

Let op: wie en wat zijn geen VRV als ze terugverwijzen naar een eerder genoemd woord. Andere vraagwoorden (hoe, waarom etc.) zijn geen VRV-en!

Geen VRV!:

- De man liet zijn hond los, wat niet slim was.

- De meiden, van wie ze die roddel had

   gehoord, deden alsof ze van niks wisten. 

- Waarom doe je zo schijnheilig?

AV

Wijst naar een ZN

deze, die, (de-woorden) 

dat, dit,  (het-woorden)

 zulk(e), zo'n, dergelijk(e)

VRV

Vraagt naar een ZN

wie, wat, welk(e), wat voor (een)

Aantekeningen 5.8

Woordsoorten

Hoe goed beheers jij de behandelde woordsoorten?

ZN, BEP. LW, ONB. LW, WW, BN, VZ, PSV, BEZ, VW, AV, VRV

Beantwoord de vragen binnen 20 sec.

Met zulke praatjes hoef je bij die man echt niet aan te komen.

1. die - AV
2. met - VRV
3. zulke - AV, die - AV
4. geen AV of VRV in de zin

Weet je al welke klasgenoten je uitnodigt voor dat feest?

1. Weet - VRV
2. dat - AV
3. welke - VRV
4. welke - VRV, dat - AV

Mijn broer heeft geen idee wie zijn kapotte cd-speler kan maken.

1. Mijn - AV, wie - VRV
2. wie - AV
3. wie - VRV
4. geen AV of VRV in de zin

Waarom eet jij liever de hamburgers van McDonalds dan deze vette?

1. Waarom - VRV
2. Waarom - VRV, deze - AV
3. dan - AV
4. deze - AV

Heb je voor dit verslag ook zo'n mapje om het netjes in te leveren?

1. dit - AV, zo'n - AV
2. dit - AV
3. dit - AV zo'n - VRV
4. geen AV of VRV in de zin

Wat is een marathon?
wat = ...

1. AV
2. BEP. LW
3. ZN
4. VRV

Deze soldaat moest tijdens de proef nodig naar de w.c.
tijdens = ...

1. BN
2. ZN
3. VZ
4. AV

Vorige week is haar nieuwe elektrische fiets gestolen.
haar = ...

1. AV
2. BZV
3. ZN
4. PSV

In 2014 verbeterde Dennis Kimetto in Berlijn het wereldrecord.
het = ...

1. BEP. LW
2. ZN
3. ONB. LW
4. VRV

In welke tijd?
welke = ...

1. AV
2. ZN
3. BEP. LW
4. VRV

De docent wilde hem graag nog een kans geven.
hem = ...

1. AV
2. ZN
3. VZ
4. PSV

Dat haal jij niet eens als je naar school fietst.
dat = ...

1. VRV
2. AV
3. BN
4. ONB. LW

Hij klaarde dat klusje met ingehouden adem.
met = ...

1. VRV
2. AV
3. BN
4. VZ

Die sneakers zijn hip en helemaal nieuw.
hip = ...

1. BN
2. ZN
3. AV
4. VZ

Telefoon in de tas en ga zelfstandig aan het werk.

1. T/m 5.7 af en nagekeken.

2. 5.8 maken (weektaak 23)