26-2 Leesvaardigheid + schrijfvaardigheid A1EF

Welkom bij de les Nederlands!
  • Telefoons omgedraaid op tafel
  • Pak je spullen erbij
1 / 51
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom bij de les Nederlands!
  • Telefoons omgedraaid op tafel
  • Pak je spullen erbij

Slide 1 - Slide

Planning
  • Controle huiswerk
  • Lezen hoofdstuk 4 & 5: herhaling & check
  • Aan de slag!
  • Bonus: Vastelaovesquiz!

Slide 2 - Slide

Controle huiswerk
Wie heeft de opdrachten 0 - 8 + praktische opdracht van hfd 4 Leesvaardigheid niet af?

Niet af?
  • Laat zien hoever je bent.
  • Alleen in stilte verder werken.
  • Na de les laat je zien wat je allemaal gedaan hebt & maak je afspraken met de juf.

Slide 3 - Slide

Leesvaardigheid: herhaling & check

Slide 4 - Slide

Na alle lesstof:
- ken je de structuur van een tekst (hoofdgedachte, onderwerp, alinea etc.
- ken je vier verschillende leesstrategieën;
- ken je de tekstdoelen;
- ken je tekstsoorten & tekstvormen;
- ken je alle tekstverbanden

De vragen beantwoorden we in stilte. Niet overleggen met buur!
Vraag? Steek je hand op.

Slide 5 - Slide

Samenvatting van de tekst in 1 zin.
Een tekst kun je in logische stukken indelen. Een stuk dat bij mekaar hoort, heet een ...
Een beschrijving van 1 woord/ een paar woorden waar de tekst over gaat.
Het onderwerp van een alinea
Overtuigen, amuseren, informeren
globaal, zoekend, precies lezen
Hoofdgedachte
Alinea
onderwerp
deelonderwerp
Tekstdoelen
Leesstrategieën

Slide 6 - Drag question

Welke vier leesstrategieën
zijn er?

Slide 7 - Mind map

Verschillen in betekenis

Verkennend lezen: je wilt een eerste indruk krijgen van een tekst.


Nauwkeurig lezen: je wilt weten wat er in de tekst staat en je wilt hem begrijpen.

Slide 8 - Slide

Verschillen in betekenis

Zoekend lezen: je hebt een vraag waarop je antwoord wilt hebben. Je zoekt in een tekst alleen de informatie die het antwoord bevat op je vraag.


Studerend lezen: je wilt de inhoud van een tekst leren. Je leest de tekst met het doel om de informatie te onthouden.

Slide 9 - Slide

Tekstdoelen

Slide 10 - Slide

Noem voorbeelden van teksten met het tekstdoel: overtuigen.

Slide 11 - Open question

Noem voorbeelden van teksten met het tekstdoel: activeren.

Slide 12 - Open question

Tekstdoelen
  • Informeren --> de lezer informatie geven over een onderwerp.

  • Overtuigen --> de lezer overtuigen van jouw mening.

  • Activeren --> de lezer iets laten doen. 
(Bijv. lid worden van een vereniging, iets laten kopen.)

  • Amuseren --> de lezer vermaken.

Slide 13 - Slide

Sleep de tekstdoelen naar de juiste teksten. Je houdt er 2 over.
Amuseren
Overtuigen
Informeren
Waarschuwen
Activeren
Adviseren
Instrueren

Slide 14 - Drag question

Tekstdoelen vs. tekstsoorten vs. tekstvormen
Tekstdoelen                                  Tekstsoorten
Informeren         -->                    Informatieve teksten
Overtuigen         -->                     Betogende teksten
Activeren            -->                      Activerende teksten
Amuseren           -->                     Amuserende teksten

Slide 15 - Slide

Wat zijn dan tekstvormen?

Slide 16 - Open question

Wat is een tekstvorm van een activerende tekst?
A
reclamefolder
B
krantenbericht
C
stripverhaal
D
filmrecensie

Slide 17 - Quiz

Welke tekstvorm hoort bij een betogende tekstsoort?
A
handleiding
B
ingezonden brief
C
advertentie
D
toneelstuk

Slide 18 - Quiz

Welke tekstvorm past NIET bij het doel: informeren (denk aan het belangrijkste doel!)
A
naslagwerk
B
ingezonden brief
C
notulen
D
nieuwsbericht

Slide 19 - Quiz


Welk tekstdoel heeft de afbeelding hiernaast?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren
D
Amuseren

Slide 20 - Quiz

Leespubliek

Slide 21 - Slide

Hoe achterhaal je het leespubliek van een tekst?
A
Je kijkt naar de woordkeus.
B
Je kijkt naar de bron.
C
Je kijkt naar het onderwerp.
D
Alle drie de antwoorden zijn goed.

Slide 22 - Quiz

Wat wordt bedoeld met 'leespubliek'?
A
De mensen in de zaal bij een lezing
B
Een groep lezers voor wie de tekst is geschreven
C
Bezoekers van een bibliotheek
D
Mensen op een tribune bij een voorleeswedstrijd

Slide 23 - Quiz

Tekstverbanden

Slide 24 - Slide

Signaalwoorden redengevend
tekstverband

Slide 25 - Mind map

Redengevend tekstverband
Geeft een reden aan:

  • Ik ga naar school omdat ik goede cijfers wil halen.

  • Wij gaan vroeg naar de stad want dan staan de kroegen nog niet vol.

Signaalwoorden: want, omdat, daarom, immers, namelijk

Slide 26 - Slide

Signaalwoorden concluderend
tekstverband

Slide 27 - Mind map

Concluderend tekstverband
Geeft een conclusie aan:

  • Je hebt goed geluisterd naar de uitleg dus ik denk dat je goede cijfers gaat halen. (= conclusie)

  • De jury gelooft de verdachte niet. Hieruit volgt dan ook de doodstraf. (=conclusie)

Signaalwoorden: dus, dan ook, cncluderend, de slotsom is, hieruit volgt

Slide 28 - Slide

Welk tekstverband:
Hij is vrijgezel, hij heeft immers geen vriendin.
A
Opsommend
B
Tegenstellend
C
Redengevend
D
Tijdsvolgorde

Slide 29 - Quiz

Welk tekstverband:
Ten eerste denk ik niet dat hij daarvoor geschikt is. Daarnaast kost hij ook teveel.
A
opsommend
B
tijdsvolgorde
C
tegenstellend
D
uitleggend

Slide 30 - Quiz

Welk tekstverband:
Ze is misschien streng maar wel heel erg leuk.
A
opsommend
B
tijdsvolgorde
C
tegenstellend
D
uitleggend

Slide 31 - Quiz

Welk tekstverband:
Hij loopt een beetje wankel dus ik denk dat hij genoeg heeft gedronken.
A
Tegenstellend
B
Uitleggend
C
Redengevend
D
Concluderend

Slide 32 - Quiz

Aan de slag!

Leesvaardigheid:

  • Rest opdrachten hoofdstuk 4 + 1, 3 en 4 hoofdstuk 5


Schrijfvaardigheid:

  • Eigen schrijftaak uiteenzetting (Stap 1 tot en met 13) 
  • Inleveren uiterlijk woensdag 13 maart!


Leesdossieropdracht 2! --> inleveren!


Spelling

  • Ga verder met de opdrachten van het overzicht.


Overleggen mag maar wel op fluistertoon!







Slide 33 - Slide

Bonus: Vastelaovesquiz!

Slide 34 - Slide

Spelregels
  • Maak groepen van 4 of 5. Schuif de tafels in groepjes.
  • Alle spullen gaan in de tas, alleen pen op tafel.
  • Zometeen krijgen jullie 4 vragen.
  • Schrijf het antwoord op een vel en steek dit in de lucht als de tijd om is.

De groep met de meeste punten wint!

Slide 35 - Slide

Maar eerst!
  • Verzin een groepsnaam die verband houdt met de Vastelaovend!

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Video

Opdracht 1
  • Hoe heet deze groep?
  • Wat hebben ze gewonnen?

  • Wat is hier de bijzin en wat voor soort bijzin is het?
Es de diëtiste beltj en dich in de kroeg verteldj
,
Det dien aafslanksjema mit de vastelaovesdaag auch geldtj

Slide 38 - Slide

Antwoorden Opdracht 1
  • Hoe heet deze groep? --> Hoondervel
  • Wat hebben ze gewonnen? --> het LVK

  • Wat is hier de bijzin en wat voor soort bijzin is het?
Es de diëtiste beltj en dich in de kroeg verteldj
Det dien aafslanksjema mit de vastelaovesdaag auch geldtj

Bijwoordelijke bijzin
De onderste zin is de ondergeschikte! De andere twee zijn nevenschikkend.

Slide 39 - Slide

Waar in ’t bronsgroen eikenhout, ’t nachtegaaltje zingt.
Over 't malse korenveld, ’t lied des leeuweriks klinkt.
Waar de hoorn des herders schalt, langs der beekjes boord.
Daar is mijn vaderland, Limburgs dierbaar oord!

Slide 40 - Slide

Opdracht 2
  • Wat heb je zojuist gelezen?

  • Schrijf je deze woorden met of zonder tussen -(e)n?
Eike....hout
Kore.....veld
Nachte...gaal
Leeuwe....rik
Schrijf ze goed op!

Slide 41 - Slide

Antwoorden Opdracht 2
  • Wat heb je zojuist gelezen? --> Limburgs volkslied

  • Schrijf je deze woorden met of zonder tussen -(e)n?
Eikenhout (eerste deel alleen meervoud -en)
Korenveld (eerste deel alleen meervoud -en)
Nachtegaal (geen samenstelling)
Leeuwerik (geen samenstelling)
Schrijf ze goed op!

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Video

Opdracht 3
  • In welke schitterend mooie plaats van Limburg wonen Bjorn en Mieke?
  • Maak af:
'Duuzend sterren baovenan, dòr bin ik d'r ieëne van, 
..............................................................................................'

  • Wat is het gezegde in deze zin en wat voor soort gezegde is het?
'Duuzend sterren baovenan, dòr bin ik d'r ieëne van'

Slide 44 - Slide

Antwoorden Opdracht 3
  • In welke schitterend mooie plaats van Limburg wonen Bjorn en Mieke?
Venray!
  • Maak af:
'1000 sterre baovenán, 
daor bin ik ’r ieëne van, 
Lách nor baove, laot ze straole van geluk.'

Slide 45 - Slide

Antwoorden Opdracht 3
  • Wat is het gezegde in deze zin en wat voor soort gezegde is het?
'Duuzend sterren baovenan, daor bin ik ’r ieëne van'

Naamwoordelijk gezegde: bin ieëne (daorvan)

Samengestelde zin, ondergeschikt. 
Hoofdzin: daor bin ik 'r ieëne van.
PV: bin
Onderwerp: ik
'Ben' is koppelwerkwoord: onderwerp is iets --> wie of wat bin ik?  ieëne (daorvan). 

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Video

Opdracht 4
  • Wat is de achternaam van zowel de zangeres als de zanger?

  • Wat is de belangrijkste boodschap in het refrein?

  • Hoe noem je de rijm die terugkomt in het refrein?
As weej alles gaeve 
Same laeve 
Is ut um ut aeve 
Mit wie weej dit belaeve

Slide 48 - Slide

Antwoorden Opdracht 4
  • Wat is de achternaam van zowel de zangeres als de zanger?
Koonings
  • Hoe noem je de rijm die terugkomt in het refrein?
As weej alles gaeve 
Same laeve

Is ut um ut aeve 
Mit wie weej dit belaeve


--> Dit is volrijm

Slide 49 - Slide

En de winnaar is......
Met natuurlijk een fantastische Vastelaovesprijs!

Tip: versier jezelf of een ander hiermee!

Slide 50 - Slide

Fijne vakantie & fijne Vastelaovend!

Slide 51 - Slide