Herhalingsquiz bewegingsstelsel

quiz bewegingsstelsel
1 / 56
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 56 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 1 min

Items in this lesson

quiz bewegingsstelsel

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Uit hoeveel botten bestaat het skelet?
A
125
B
187
C
200
D
100

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Waar is het lichaam zit een kogelgewricht?
A
schouder en heup
B
heup en elleboog
C
elleboog en knie
D
knie en schouder

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Welke beenderen zijn er?
A
Pijp beenderen, lange beenderen, platte beenderen, onregelmatige beenderen
B
Holle beenderen, korte beenderen, platte beenderen, onregelmatige beenderen
C
Pijp beenderen, korte beenderen, platte beenderen, onregelmatige beenderen
D
Holle beenderen, lange beenderen, platte beenderen, onregelmatige beenderen

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat doet een gewrichtskapsel?
A
Het zorgt dat de bot niet scheurt
B
Vermijd slijtage
C
Het helpt voor extra versteviging en bewegingsmogelijkheid.
D
Het omsluit de gewrichtsholte en houdt beide boteinden bij elkaar.

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Waar komt de stevigheid in botweefsel vooral vandaan?
A
botvlies
B
Kalkzouten
C
compact botweefsel
D
sponsachtig botweefsel

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Welke spier bevindt zich in de hals?
A
kaakspier
B
rugstrekker
C
pectoralis
D
deltoid

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

welke spier is het sterkste?
A
kauwspier
B
monnikskapspier
C
tongspier
D
wangspier

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Welke spieren zorgen voor de uitdrukking in je gezicht?
A
mimische spieren
B
slaapspier
C
spiertegels
D
m. sternocleidomastoideus

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de functie van je musculus temporalis?
A
knipperen van je ogen
B
draaien van je nek
C
sluiten van de mond en terugtrekken van de onderkaak
D
verbinden van nek en keelspieren

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de functie van m. trapiuz spier?
A
kracht kunnen zetten
B
verbeteren flexibiliteit
C
stabiel /rechtophouden van het lichaam
D
strekken en buigen van nek en schouders

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Uit hoeveel wervels bestaat de wervelkolom?
A
54 of 55
B
33 of 34
C
22 of 23
D
48 of 49

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Uit hoeveel ribben bestaan de bovenste ribben?
A
2
B
3
C
6
D
7

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de functie van de bekkengordel?
A
beschermen van de darmen
B
beschermen van de nieren
C
beschermen van de longen
D
beschermen van de schedel

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Uit hoeveel beenderen bestaat de hersenschedel?
A
7
B
10
C
8
D
12

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Uit welke gewrichten bestaat de elleboog?
A
scharnier en rolgewricht
B
rol en zadelgewricht
C
scharnier en kogelgewricht
D
zadel en kogelgewricht

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Welke twee spieren zorgen voor beweging van de schoudergordel ten opzichte van de romp?
A
Groteborstspier en trapezius-spier
B
Bicepsbrachii en deltaspier
C
tricepsbrachii en rhomboïdeus major
D
Kleine borstspier en monnikskapspier

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de Latijnse benaming van grote bilspier?
A
m. gluteus maximus
B
m. quadriceps femoris
C
m. semimembranasus

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Spieren zijn gemaakt van vezels die korter of langer kunnen worden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn de functies van de Musculus sternocleidomastoideus?
A
strekken en buigen van de nek
B
Je hoofd vooroverbuigen en draaien
C
Rechtop houden en bewegen van het hoofd

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

In welk deel van het lichaam komt jicht het vaakst voor?
A
Vingers
B
Grote teen
C
Knieën
D
Wervelkolom

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Welke vorm heeft de deltaspier?
A
rechthoekig
B
rond
C
driehoekig
D
vierkant

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat is GEEN oorzaak van osteoporose?
A
aanmaak van oestrogenen
B
tekort aan calcium
C
roken
D
overgewicht

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Waarvoor zorg de groeischijf?
A
bindweefsel vorming
B
lengte groei.
C
breedte groei.
D
vorming van bloedcellen.

Slide 24 - Quiz

Na de geboorte blijft een deel van het embryonale kraakbeen bestaan als groeischijf. Dit zorgt voor lengtegroei. Na de puberteit stopt dit. 
Scoliose is een achterwaartse kromming op borsthoogte
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Welk onderdeel in het bot vormt bloedcellen?
A
Rood beenmerg
B
Geel beenmerg
C
Diafyse
D
Epifyse

Slide 26 - Quiz

  • Het geel beenmerg bevat vet.
  • Het rode beenmerg, productie van verschillende bloedcellen (zowel rode, witte, als bloedplaatjes, vanuit stamcellen) 
  • Diafyse en epifyse is een beschrijving voor de pijpbeenderen. De diafyse is de schacht (middendeel) en de epifyse is het brede uiteinde. 
Een kromming van de ruggenwervels naar links of rechts noemen we een...
A
Scoliose
B
Kyfose
C
Lordose
D
Meiose

Slide 27 - Quiz

Als de wervels helemaal kaarsrecht op elkaar zouden staan, dan zou alle druk op de onderste wervels terechtkomen. 

Om dat te voorkomen heeft de wervelkolom een aantal natuurlijke krommingen in de vorm van de letter s. 

Met die s-vorm ontstaat er een soort verende werking in de wervelkolom.

De natuurlijke krommingen worden lordose en kyfose genoemd.

Als je vanaf de zijkant naar de wervelkolom kijkt, dan zie je in het cervicale en lumbale gedeelte een kromming richting de navel: dit is de lordose.

In het thoracale en sacrale gedeelte van de wervelkolom tref je een kromming aan van de navel af: dit is de kyfose.

Wat is een voorbeeld van een rolgewricht?
A
duimgewricht
B
heupgewricht
C
kniegewricht
D
spaakbeen -ellepijp

Slide 28 - Quiz

Een rolgewricht is een gewricht waarbij de twee botten waar het gewricht tussen zit over elkaar heen rollen. 

De draaiing is slechts in een richting mogelijk en kan weer terugdraaien. Voorbeelden van een rolgewricht zijn het spaakbeen en de ellepijp in de onderarm.
Tussen een gezond gewricht zit een vloeistof die synovia heet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Gewrichten vind je op de plekken waar in het lichaam twee botten bij elkaar komen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Dankzij het gewrichtssmeer glijden gewrichtsvlakken zonder wrijving over elkaar heen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions


Wat is hier in het blauw afgebeeld? (het buitenste blauw op de tekening)
A
gewrichtskapsel met vlies
B
Gewrichtsbanden
C
Kraakbeen
D
beenvlies

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Welk lichaamsvlak is hier in het blauw afgebeeld?
A
transversaal/ horizontaal
B
frontaal
C
mediaan
D
sagittaal

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Een pees is een verbinding tussen een spiervezel en de spier zelf.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Osteoporose is een aandoening die alleen bij ouderen voorkomt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Proximaal
A
Dichtbij de romp
B
Ver van de romp

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Hoe wordt het diafragma ook genoemd?
A
peesplaat
B
middenrif
C
tussenribspieren
D
bindweefsel

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Bij osteoporose verliest het bot langzaam beenmerg. Hierdoor wordt het botweefsel steeds minder sterk.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Lichaamsbeweging is erg belangrijk bij het voorkomen van osteoporose
A
Juist
B
Onjuist

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor soort botten zijn je wervels?
A
pijpbeenderen
B
korte beenderen
C
platte beenderen
D
onregelmatige beenderen

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

waardoor breken kinderen minder snel botten dan volwassen?
A
weinig collagene weefsels
B
veel collagene weefsels
C
veel calcium
D
weinig calcium

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor gewricht is dit?
A
Scharniergewricht
B
Kogelgewricht
C
Rolgewricht
D
Zadelgewricht

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor gewricht is dit?
A
Scharniergewricht
B
Kogelgewricht
C
Rolgewricht
D
Zadelgewricht

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor gewricht is dit?
A
Scharniergewricht
B
Kogelgewricht
C
Rolgewricht
D
Zadelgewricht

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions


Wat is hier in het rood afgebeeld?
A
Spierweefsel
B
Pees
C
Kraakbeen
D
Bindweefsel

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

Waar in het wervelkanaal is het wervelgat het grootst?
A
nek (cervicale) wervels
B
borst (thoracale) wervels
C
lende (lumbale) wervels
D
heiligbeen (sacrale) wervels

Slide 46 - Quiz

De wervelkolom beschermt het ruggenmerg. Het ruggenmerg ligt in de vorm van een 'streng' in het wervelkanaal vanaf het achterhoofdsgat tot ongeveer de tweede lumbale wervel (lendenwervel).

Het ruggenmerg verbindt de hersenen en de periferie (uiteinden) van het lichaam door middel van 31 of 32 paar ruggenmergszenuwen.

De ruggenmergstreng is vlak na uittreding uit de hersenen het dikst. 

Het wervelgat is daarom het grootst in de cervicale (hals) wervels. 'Onderweg naar beneden' treden er steeds meer ruggenmergszenuwen uit richting de periferie. Daardoor wordt de ruggenmergsstreng richting de lumbale wervels steeds dunner en het wervelgat steeds kleiner.

Welke aandoening wordt veroorzaakt door urinezuurkristallen?
A
Bursitis
B
Fibromyalgie
C
Bechterew
D
Jicht

Slide 47 - Quiz

This item has no instructions

Binnenste deel van het bot
A
Beenmerg
B
Substantia spongiosa
C
Substantia compacta
D
Botvlies

Slide 48 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel wervels heeft de wervelkolom?
A
33
B
30
C
32
D
28

Slide 49 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn de juiste termen van
de krommingen in onze wervelkolom?
A
Cervicale kyfose, thoracale lorsdose, lumbale lordose
B
Cervicale lordose, thoracale scoliosis, lumbale lordose
C
Cervicale lordose, thoracale kyfose lumbale lordose
D
Cervicale lordose, thoracale lordose lumbale kyfose

Slide 50 - Quiz

This item has no instructions

schedel
Schouderblad
Opperarmbeen
Heupbeen
ribben
ellepijp
spaakbeen
lendenwervels
halswervels
dijbeen
knieschijf
scheenbeen
Kuitbeen
sleutelbeen

Slide 51 - Drag question

This item has no instructions

Welk mineraal heeft de mens nodig voor onze botten?
A
Kalium
B
Ijzer
C
Natrium
D
Calcium

Slide 52 - Quiz

This item has no instructions

Bij endrotatie van een arm, draait de arm ....
A
naar binnen
B
naar buiten
C
naar boven
D
naar onder

Slide 53 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een ander woord voor armen en benen?
A
Collum
B
Extremiteiten
C
Ligamenten
D
Proximaal

Slide 54 - Quiz

This item has no instructions

Welk lichaamsvlak is hier in het rood afgebeeld?
A
transversaal/ horizontaal
B
frontaal
C
mediaan
D
sagittaal

Slide 55 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent abductie?
A
Naar buiten draaien
B
Naar binnen draaien
C
Van het lichaam af bewegen
D
Naar het lichaam toe bewegen

Slide 56 - Quiz

This item has no instructions