M3 Basisprincipes van verzekeren

Verzekeren
Intro
Als ik verplicht eigen risico heb, dan   zal ik het opzoeken ook.
1 / 34
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Verzekeren
Intro
Als ik verplicht eigen risico heb, dan   zal ik het opzoeken ook.

Slide 1 - Slide

Wat zie je?

Slide 2 - Slide

Wat zie je?

Slide 3 - Slide

verzekeren

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Video

Verzekeren
Het overnemen van de financiële gevolgen van een schade van een verzekerde door een verzekeraar.

Slide 6 - Slide

Verzekerde
Degene die zich verzekert bij een verzekeringsmaatschappij.

Slide 7 - Slide

Verzekeraar
De verzekeringsmaatschappij.

Slide 8 - Slide

Premie
De prijs van de verzekering; het bedrag dat een verzekerde betaalt aan de verzekeringsmaatschappij om verzekerd te zijn.

Hoe hoger het risico dat de verzekeringsmaatschappij moet uitkeren, hoe hoger de premie.

Slide 9 - Slide

Polis
Het schriftelijk bewijs van de verzekering:
- wat is verzekerd;
- voor welk bedrag;
- voor welke looptijd;
- tegen welke prijs.

Slide 10 - Slide

Onzeker voorval
Schade wordt alleen vergoed als er sprake is van een onzeker voorval.

Slide 11 - Slide

Verzekeringsvoorwaarden
Hierin staan de rechten en de plichten van de verzekerde en de verzekeraar.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

1. Wat betekent 'eigen risico'
A
het deel van de schade dat de verzekering betaalt
B
het deel wat jij zelf betaalt
C
het risico is voor derden
D
er is geen onzeker voorval

Slide 14 - Quiz

2. Wat betekent 'premie per € 1000'
A
Voor € 1000 ben je verzekerd
B
Je betaalt tot € 1000
C
Na € 1000 ben je niet meer verzekerd
D
de premie is voor iedere € 1000 waarde

Slide 15 - Quiz

3. Welk bedrag betaal je aan de verzekeringsmaatschappij ?
A
de premie
B
de premie + de polis
C
de schade
D
de premie+polis + de assurantiebelasting

Slide 16 - Quiz

4. Hoe maakt een verzekeringsmaatschappij winst ?
A
alle premies - alle schades
B
alle premies opgeteld
C
door niets te vergoeden
D
door uitzonderingen te maken

Slide 17 - Quiz

5. Wat is een Opstalverzekering ?
A
Voor diefstal
B
Voor brand
C
Voor vakantie OP de Stal
D
Voor het buitenland

Slide 18 - Quiz

6. Wie verzeker je met name bij een AVP ?
A
je vakantie
B
de brand
C
kinderen die schades maken
D
diefstal

Slide 19 - Quiz

7. Hoe bereken je een reisverzekering ?
A
niet, altijd een doorlopende kiezen
B
een vast bedrag
C
aantal personen x premie x aantal dagen
D
Texel of Turkije maakt wel uit

Slide 20 - Quiz

8. Wat betekent bonus-malus ?
A
korting als het goed gaat , minder korting als het slecht gaat
B
bruto premie - de korting
C
je krijgt extra geld
D
het gaat goed of het gaat slecht

Slide 21 - Quiz

9. wat betekent WA?
A
Willem-Alexander
B
all-risk
C
voor schade die je een nader toebrengt
D
voor alle schade, die vn jou en je slachtoffer

Slide 22 - Quiz

10. Wie krijgt zorgtoeslag ?
A
mensen die zorg nodig hebben
B
mensen met een laag inkomen

Slide 23 - Quiz


A

Slide 24 - Quiz


A

Slide 25 - Quiz

Wat heb je geleerd?

Slide 26 - Slide

Zoek een afbeelding op internet die voor jou laat zien wat verzekeren is.

Slide 27 - Open question

Wie betaalt de premie?
A
De verzekeraar
B
De verzekerde

Slide 28 - Quiz

Wie maakt de polis?
A
De verzekeraar
B
De verzekerde

Slide 29 - Quiz

Waarvoor heb je een zorgverzekering nodig?

Slide 30 - Open question

Horen de verzekeringsmaatschappijen bij de overheid?
A
ja
B
nee

Slide 31 - Quiz

Of het de moeite waard is om een verzekering af te sluiten hangt NIET af van...
A
de kans op schade.
B
de waarde van wat je wilt verzekeren.
C
of je de schade zelf kunt of wilt betalen.
D
hoe groot je gezin is.

Slide 32 - Quiz

Door het nemen van een eigen risico wordt de premie lager.
A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quiz

Wanneer je een deel van de schade zelf betaalt heet dat ...
A
Verplicht risico
B
Eigen keuze
C
Eigen risico
D
Risico premie

Slide 34 - Quiz