What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Woordenschat 1.3 - P1a
Woordenschat 1.3
Figuurlijk taalgebruik
1 / 22
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
22 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Woordenschat 1.3
Figuurlijk taalgebruik
Slide 1 - Slide
Wat gaan we vandaag doen?
Terugblik Woordenschat 1.2 - Betekenis afleiden uit het woord
Theorie Woordenschat 1.3 - Figuurlijk taalgebruik
Zelfstandig aan de slag
Slide 2 - Slide
HERHALING THEORIE
1.2 Betekenis afleiden uit het woord
Slide 3 - Slide
THEORIE
Soms kun je de betekenis van een
onbekend woord
vinden door goed naar het woord zelf te kijken:
Herken je een
deel
van het woord?
Herken je
voor- en/of achtervoegsels
bij het woord?
Lijkt het
onbekende woord
op een woord dat je wel kent?
Slide 4 - Slide
Oefening
Hoe kun je de betekenis afleiden van het woord
aanmeldingsprocedure
?
Slide 5 - Slide
THEORIE
Ik herken een deel van het onbekende woord:
voorrangsregel
Ik herken een voor- en/of achtervoegsel van het onbekende woord:
heractiveren
Het onbekende woord lijkt op een woord dat ik wel ken:
circuleren
Slide 6 - Slide
betekenis afleiden uit de tekst
???
Slide 7 - Slide
betekenis afleiden uit de tekst
lees de hele zin waarin het woord staat
controleer of er in de tekst een
synoniem, omschrijving,
tegenstelling
of
voorbeeld
let op
illustraties
Slide 8 - Slide
Voorvoegsels uit het Grieks en Latijn
aero=lucht auto=zelf micro=heel klein
hydro=water pre=voorafgaand macro=groot
bio=leven post=na mega=heel groot
anti=tegen inter=tussen multi=veel
pro=voor pseudo=schijn
contra=tegen neo=nieuw
ex=voormalig/oud semi=half
Slide 9 - Slide
THEORIE
1.3 Figuurlijk taalgebruik
Lesdoel: aan het einde van deze paragraaf herken en begrijp je figuurlijk taalgebruik
Slide 10 - Slide
THEORIE
Woorden kunnen letterlijk en figuurlijk bedoeld zijn.
Bij
letterlijk taalgebruik
bedoel je precies wat er staat.
Bart en Maya zetten de bloemetjes buiten
De bloemen die Bart en Maya hebben gekocht,
krijgen een plekje in de tuin.
Slide 11 - Slide
THEORIE
Woorden kunnen letterlijk en figuurlijk bedoeld zijn. Iemand gebruikt
figuurlijk taalgebruik
als hij wil overdrijven of als hij iets mooier wil maken.
Bart en Maya zetten de bloemetjes buiten
Bart en Maya vieren uitbundig feest.
Slide 12 - Slide
THEORIE
Een uitdrukking is altijd figuurlijk bedoeld. Voorbeelden zijn:
iets van de daken schreeuwen
iets aan iedereen vertellen
uit de verf komen
goed bij anderen overkomen
de draad kwijt zijn
niet meer weten hoe het verder moet
Slide 13 - Slide
VOORBEELD
Slide 14 - Slide
OEFENEN
WANNEER IS SPRAKE VAN FIGUURLIJK TAALGEBRUIK?
Slide 15 - Slide
Dimitri staat met zijn mond vol tanden.
A
Aan het eind van zijn presentatie stelt Mayra een vraag. Dimitri heeft geen idee wat hij moet zeggen.
B
De behandeling bij de tandarts is afgerond. Nadat al zijn tanden en kiezen zijn getrokken, heeft Dimitri nu weer een gaaf gebit.
Slide 16 - Quiz
Lisa heeft geen poot om op te staan.
A
Lisa kan geen argumenten meer verzinnen waarmee ze haar moeder kan overhalen.
B
Na het ongeluk moesten Lisa's beide benen worden geamputeerd.
Slide 17 - Quiz
Peter zit achter de geraniums.
A
Op de kwekerij weten ze niet waar Peter is. Hij heeft zich verstopt.
B
Peter werkte bij een kwekerij, maar hij is ontslagen.
Slide 18 - Quiz
Achter de geraniums zitten betekent ‘een inactief leven leiden, werkloos thuiszitten’
= uitdrukking
Slide 19 - Slide
Bart en Maya zetten de bloemetjes buiten.
A
Bart en Maya geven aankomend weekend alweer een wild feestje.
B
Bart en Maya zetten de plantjes die ze bij het tuincentrum hebben gekocht, in de tuin.
Slide 20 - Quiz
Yamila wil graag weten wat voor vlees ze in de kuip heeft.
A
Yamila is benieuwd of ze vanavond haar lievelingseten krijgt: pittige kippenboutjes.
B
Yamila stelt Kevin de ene na de andere vraag. Ze wil weten wat voor soort jongen hij is.
Slide 21 - Quiz
Zelfstandig aan de slag
Maken:
Woordenschat 1.3 - Figuurlijk taalgebruik
Alle opdrachten
Klaar? studeren voor de toets
Slide 22 - Slide
More lessons like this
Woordenschat 1.3 -figuurlijk taalgebruik
March 2022
- Lesson with
19 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 1.3 - P1a figuurlijk taalgebruik
March 2022
- Lesson with
19 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 1.3 - P1a
March 2022
- Lesson with
18 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 3e editie 22-23 1.3 en 1.4
October 2022
- Lesson with
20 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 1.3 / 1.4
April 2024
- Lesson with
23 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 1.3
October 2021
- Lesson with
25 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 1.3
November 2021
- Lesson with
26 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 1 - Voorbereiding toets
November 2021
- Lesson with
27 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1